Mentaliteitsgeschiedenis
In A Writer's America staat de literatuur voor een belangrijk deel ten dienste van een ander thema: de geschiedenis van het landschap zelf en de betrekkingen die de Amerikanen er in loop der tijd mee aangingen.
Proza en poëzie worden - naast de schitterende reprodukties en foto's - gepresenteerd als uitdrukking van het nationale levensgevoel, als bronnenmateriaal voor een studie met buiten-literaire doeleinden. A Writer's America is eigenlijk nog het best te typeren als een mentaliteitsgeschiedenis. Kazin laat overtuigend zien dat op deze wijze veel duidelijk kan worden gemaakt over droom en werkelijkheid in het Amerikaanse denken.
Kazin begint bij het pre-literaire tijdperk, waarin politici, boeren en ontdekkingsreizigers hun bevindingen op schrift stelden in een geest die de Amerikaanse literatuur nog lang zou bezielen: opwinding over de confrontatie met het nieuwe en de daarop gebouwde hoop op een gouden toekomst. Hector St. John de Crèvecoeur verwoordde deze gevoelens in 1782 in Letters from an American Farmer en in Thoreau's Walden, Melvilles Moby Dick en Mark Twains Huckleberry Finn vinden we ze in een steeds andere gedaante terug. Nog honderdvijftig jaar na Crèvecoeur was John Steinbecks De druiven der gramschap ervan doortrokken.
Rond de jaren dertig van de vorige eeuw stond een schrijversgeneratie op die de natuur zag als een vredige idylle, een wereldse variant op het puriteinse idee van Amerika als het nieuwe paradijs op aarde. Henry David Thoreau en Ralph Waldo Emerson (die volgens Kazin de grondlegger is van de Amerikaanse literatuur) woonden in het oosten, waar het eenvoudiger was er zulke denkbeelden op na te houden dan in de ruige pionierswereld van het westen. Volgens Thoreau diende de mens te leven in harmonie met de natuur en had hij geen boodschap aan de samenleving, een gedachte waar menig Amerikaan zich waarschijnlijk nog steeds in kan vinden.
Auteurs als Herman Melville en Mark Twain verwoordden de geest van het westen. Melville had weinig op met de theorieën van Emerson en Thoreau. Hij geloofde in strijd met de natuur en verheerlijkte het barbaarse dat de mens in de wildernis tegenover zich vond. Twains werk is de ultieme uitdrukking van de westerse trekkersmentaliteit. Daar, waar de grenzen werden verlegd, woonden de ware Amerikanen, niet aan de oostkust. Kazin signaleert nog enige van zulke tegenstellingen, die hun weerslag vinden in de literatuur. In de burgeroorlog die tot de afschaffing van de slavernij leidde, leden de Zuidelijken de nederlaag, maar bij de verslagenen bleef de overtuiging bestaan dat het allemaal anders had kunnen lopen. Kazin meent dat er geen enkele zuidelijke auteur is die aan deze nostalgie heeft kunnen ontsnappen. In Faulkners Licht in augustus ziet hij de scherpste uitdrukking van de visie die de zuidelijke bevolking op zichzelf heeft: zij vertegenwoordigt de eeuwigheid van aarde en platteland en wordt ten onrechte ondergeschikt gemaakt aan het vluchtige stadse leven van het noorden.