Vrij Nederland. Boekenbijlage 1989
(1989)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |
Hans Bouman & Ed van EedenOndanks eendrachtige samenwerking tussen Paradiso, uitgeverij Het Wereldvenster, de Stichting Perdu en de Stichting Middle East Research Association (MERA), is het niet gelukt een politiek-literaire avond te organiseren rond Mahmoed Darwiesj. De opzet was zo mooi: minister Brinkman zou op 21 februari in Paradiso de bij Het Wereldvenster verschijnende bundeling van Palestijns proza Land van tijm en stenen aanbieden aan Darwiesj, waarop de dichter in discussie zou gaan met een aantal joods-Nederlandse schrijvers. De uitwerking liet echter te wensen over. Darwiesj is namelijk niet alleen de bekendste Palestijnse dichter, maar hij is ook minister van Cultuur in het kabinet van Jasser Arafat. Overleg met de beleidsafdeling voor het Midden-Oosten van het ministerie van Buitenlandse Zaken leerde Gert de Bruijne van MERA dat een politieke ontmoeting tussen een Nederlandse en een Palestijnse minister nog ‘heel gevoelig’ lag. Het departement zou Brinkman, in het geval van een officieel verzoek, beslist niet positief adviseren. Een daadwerkelijke uitnodiging was daarom op voorhand kansloos. Omdat vervolgens ook schrijvers als Renate Rubinstein en Judith Herzberg om uiteenlopende redenen afzegden, leed het hele plan schipbreuk. De Bruijne noemt de gang van zaken ‘heel teleurstellend’ en vindt dat een mooie kans voorbij is gegaan: ‘Ons hele ontwerp viel als een kaartenhuis in elkaar, hoewel we er met man en macht aan gewerkt hebben. Nederland had hier baanbrekend kunnen optreden, het is echt doodzonde.’ Uitgeverij Het Wereldvenster probeert nu nog een kleinere, puur literaire bijeenkomst te organiseren op dezelfde datum. Het is echter de vraag of Darwiesj daarvoor nog over zal willen komen.
Het gaat goed met de belangstelling voor Nederlandse literatuur in Spanje. In de laatste twee jaar zijn er meer Nederlandse boeken in het Spaans vertaald dan in de twintig jaar ervoor. Het werk van bij voorbeeld Nooteboom, Mulisch en Oberski vond een goed onthaal en er staan vertalingen op stapel van onder anderen Couperus en Multatuli. Bovendien besteedde Republica de las Letras, het bulletin van de Asociacion Colegial de Escritores de España, de Spaanse Vereniging van Letterkundigen, in het laatstverschenen nummer ruimschoots aandacht aan de Nederlandstalige letteren. In tweehonderddertig bladzijden wordt een bloemlezing gepresenteerd van het proza en de poëzie uit de afgelopen dertig jaar, van Maarten Biesheuvel tot Monika van Paemel en van Hans Andreus tot Ellen Warmond. Bovendien zijn essays opgenomen over bij voorbeeld Nederlands-Indische letterkunde, het calvinisme en de Nederlandse literatuur, en de Experimentelen. Deze speciale aflevering van Republica de las Letras werd gesubsidieerd door het Spaanse ministerie van Cultuur en de Nederlandse Stichting voor Vertalingen. De aanbieding ervan vond op 20 januari plaats in de Koninklijke Bibliotheek in Madrid, in aanwezigheid van de ambassadeur. Initiatiefnemer en vertaler Jean Schalekamp brak bij die gelegenheid een lans voor het ‘Europees maken’ van de literaturen uit kleinere taalgebieden. In een telefonische toelichting vanuit zijn woonplaats Mallorca zegt Schalekamp met dit tijdschriftnummer ‘een vlootschouw’ te hebben willen geven: ‘Dit is de grootste promotie geweest die de Nederlandse letterkunde ooit heeft gehad in de Spaanstalige landen, en er zal ook zeker effect zijn in de vorm van vraag naar vertalingen. Een actie als deze zou ook in andere talen moeten plaatsvinden.’
Uitgeefster An Dekker is boos. Boos op de vakbond voor schrijvers en vertalers VvL (Vereniging van Letterkundigen), boos op Vrij Nederland en boos op een aantal vrouwen dat volgens haar ‘een hetze’ tegen haar uitgeverij voert. Twee weken geleden werd in deze rubriek melding gemaakt van een bericht in het VvL-Bulletin. Hierin werden vertalers(-sters) die overwogen opdrachten voor uitgeverij An Dekker aan te nemen gewaarschuwd eerst contact op te nemen met de VvL. Bij navraag bleek deze hoogst ongebruikelijke handelwijze haar herkomst te vinden in financiële problemen die een aantal leden en niet-leden met Dekker had gehad. De uitgeefster: ‘Ik vind het bijzonder onzorgvuldig dat zowel de VvL als Vrij Nederland tot publikatie van een voor mij schadelijk bericht zijn overgegaan, zonder eerst mij te hebben gehoord.’ Volgens Dekker, die het bericht in het VPRO-radioprogramma Plantage Magazine ‘een combinatie van een overlijdensbericht en een roddel’ noemde, hebben al haar vertaalsters hun geld gekregen, zij het soms met enige vertraging. ‘Maar dat gebeurt bij alle kleine uitgeverijen wel eens.’ De mededeling van VvL-bestuurslid Arie van den Berg dat sommige vertaalsters net zo lang bij Dekker op de stoep zijn gaan zitten tot ze hun geld kregen noemt ze ‘een gotspe’. Maar waar komen al die verhalen dan vandaan? Dekker: ‘Ik ben ervan overtuigd dat er een hetze tegen mij wordt gevoerd. Waarom precies weet ik niet. Misschien heeft het te maken met mijn Sara-verleden.’ In het VPRO-programma kwam levens vertaalster Anneke Bok aan het woord. Zij sprak namens een groep vertaalsters van wie de meesten hun klachten niet publiekelijk willen uitspreken omdat ze zakelijk nog verbonden zijn aan uitgeverij An Dekker. ‘Ik heb zelf nooit problemen met An gehad, maar ik kan als het nodig is een grote mond opzetten. Niet iedereen kan even goed voor zichzelf opkomen.’ Bok, die zegt vrijuit te kunnen spreken omdat ze niet meer voor An Dekker werkt, meent dat er in totaal vier mensen zijn die pas na inschakeling van een advocaat hun geld hebben gekregen: twee voormalige medewerksters, een vertaalster en een voormalig redactrice. Volgens Dekker bedraagt dat aantal een. Dekker: ‘Anneke Bok krijgt sinds februari vorig jaar geen opdrachten meer van ons. Haar vertaling van de roman Wachten in de schemer van Joan Riley was zo slecht dat daar een hele zware en kostbare redactie op is gepleegd, zodat het boek nu pas uitkomt, in plaats van voorjaar 1988. Ik vermoed dat zij in haar rancune andere vertaalsters tegen mij opzet.’ Bok: ‘Dat boek is geschreven in Jamaicaans Engels en dat kun je niet in gewoon grammaticaal Nederlands vertalen. Neem de vertaling van The Color Purple. Daar komt zowat geen grammaticale zin in voor, maar dat is in zo'n geval geen enkel bezwaar. Mijn Riley-vertaling is terechtgekomen bij een nogal onervaren free-lance redactrice en dat heeft inderdaad onenigheid en enkele weken vertraging opgeleverd. Maar geen jaar.’ Inmiddels zijn tien vertaalsters naar voren gekomen met een gezamenlijke verklaring over hun uitgeefster. In een ‘open brief’ aan An Dekker bevestigden ze de klachten die aanvankelijk alleen Anneke Bok durfde uit te spreken.
Niet iedereen is even gelukkig met de redactieraad, die voor het Prins Bernhardfonds gaat werken aan de totstandkoming van een tiendelige Biografieënreeks op het terrein van de wetenschappelijke geschiedschrijving. Ferdinand Verhulst van Epsilon Uitgaven gaf in een brief aan het Prins Bernhardfonds uiting aan zijn onvrede met de zijns inziens eenzijdige samenstelling van de redactieraad. Verhulst, die naast uitgever universitair hoofddocent wiskunde in Utrecht is, maakte ook in het vakblad voor de boekhandel Boekblad zijn bezwaren kenbaar tegen de redactieraadsleden K.L. Poll en Karel van het Reve, die hij ‘typische vertegenwoordigers van de Nederlandse alfa-cultuur’ noemt. ‘Dit is het soort cultuur waarbij een belezen journalist voor een intellectueel wordt aangezien.’ Verhulst beoogde hiermee te verwijzen naar een zijns inziens bespottelijke discussie, die ongeveer een jaar geleden in NRC Handelsblad werd gevoerd. Verhulst: ‘Daarin stelde een tiental mensen waaronder Poll, Kousbroek, Hofland, Heldring en ik meen ook Van het Reve vast wie nu eigenlijk de intellectuelen in Nederland waren.’ Het is Verhulst weliswaar bekend dat Van het Reve niet zozeer journalist is alswel emeritus-hoogleraar Slavistiek, maar toch. ‘Ik beschouw hem niettemin in de eerste plaats als een belezen journalist. In Leiden heeft men er een traditie van gemaakt journalisten tot hoogleraar te benoemen en ik denk dat Van het Reve in dat kader goed past.’ Verhulst betreurt de verregaande veronachtzaming van de bêtawetenschappen en ‘hardere wetenschappen als economie’ die naar zijn mening typerend is voor het culturele leven in Nederland. Het feit dat de redactieraad als eerste kandidaat voor een biografie de historicus Jacques Presser heeft voorgesteld (die achteraf overigens al geschreven bleek te zijn), en niet een van onze twee nationale genieën Christiaan Huygens en L.E.J. Brouwer, onderstreept zijn vrees voor een middelmatige biografieënreeks. ‘Geen onaardig idee hoor, een biografie van Presser, maar er zijn nog zoveel andere belangwekkende Nederlanders die buiten het gezichtsveld van deze journalisten liggen. Daarom zou ik die redactieraad graag aangevuld zien met iemand als de fysicus H. Casimir.’ |
|