Moeilijk voor zijn omgeving en lastig voor zichzelf
Gombrowicz' Europese jaren
Gombrowicz en Europe samengesteld door Rita Gombrowicz Uitgever Éditions Denoël Paris, 376 p., f 62,35
Paul Beers
In 1963 ontving de sinds bijna vierentwintig jaar in Argentinië wonende Poolse schrijver Witold Gombrowicz (1904-1969) een uitnodiging van de Ford Foundation om te zamen met een aantal andere vooraanstaande kunstenaars een jaar te komen doorbrengen in West-Berlijn. Voor Gombrowicz, die de zestig naderde en pas sinds kort in Europa als schrijver begon door te breken, bleek het accepteren van de uitnodiging een laatste keerpunt in zijn leven: van nu af is hij op weg naar de dood. Hij krijgt last van astma, valt steeds vaker aan depressies ten prooi en speelt meermalen met de gedachte aan zelfmoord. Europa, of liever Parijs-Berlijn, betekent voor hem een voortdurende confrontatie met ‘ouderen’ en met cultuur, terwijl hij zich in Argentinië omringd wist door een groep hem bewonderende jongeren (‘discipelen’ van begin twintig) en een weldadige natuur. Maar die Europese cultuur bezorgde hem wel de roem waar hij reikhalzend naar had uitgezien, terwijl hij in de Argentijnse ‘pampa’ altijd anoniem was gebleven.
De keus tussen Argentinië en Europa moet welhaast onmogelijk voor hem zijn geweest, en uit zijn Dagboek Parijs-Berlijn (nu deel uitmakend van het integrale Dagboek) was al bekend dat zijn verliefdheid op Argentinië na het verlaten ervan al gauw mythische proporties begon aan te nemen. Hoezeer hij nog met de gedachte heeft gespeeld om na Berlijn weer naar Argentinië terug te keren, blijkt op meerdere plaatsen in het zojuist verschenen boek Gombrowicz en Europe. Hierin geeft zijn levensgezellin van de laatste vijf jaar, Rita Gombrowicz, net als in haar vorige boek Gombrowicz en Argentine (1984), een zeer compleet beeld van Gombrowicz' leven aan de hand van geschreven of gesproken getuigenissen van mensen die hem van nabij hebben meegemaakt, aangevuld met foto's, brieven en documenten.
Rita Gombrowicz leerde hem kennen toen hij op zijn slechtst was, kort na zijn terugkeer uit Berlijn, waar hij - naar de dokter te oordelen - meer vanwege depressiviteit dan om strikt medische redenen twee maanden opgenomen was geweest in een privé-kliniek. Half mei 1964 in Parijs teruggekeerd, doolt hij eerst twee weken van hier naar daar, alvorens zich voor drie maanden te installeren in het ontmoetingscentrum Royaumont. Daar heeft hij zich onmogelijk gedragen. Onthutsend is het te lezen hoe hij door voortdurende provocaties tijdens de maaltijden bijna iedereen afstootte en al gauw door de directeur apart wordt genomen om eens een hartig woordje met elkaar te spreken. Veel getuigenissen stemmen hierin overeen dat hij een verkrampt, onaangenaam en uiteraard ook ongelukkig persoon was.
Te midden van anderen moet hij voortdurend uitdagen of pochen. Dit pijnlijk infantiele beeld (het woord ‘onrijp’ is er beslist te mooi voor) schreeuwt om een psychologische verklaring. Natuurlijk liggen de wortels ervan in zijn jeugd, met name in de verhouding tot zijn moeder zoals die uit de Gesprekken met de Roux naar voren komt. Directeur Crespelle van Royaumount, psychotherapeut van professie, stelt dat het al dan niet opzettelijk overdragen van eigen onlust en angst een zekere opluchting brengt. Omdat Gombrowicz permanent ‘slecht in zijn vel’ zat, had hij de onbedwingbare behoefte zich af te reageren. Maar zodra hij alleen was, sloeg zijn onlust naar binnen en verviel hij meer en meer in depressiviteit. Crespelle: ‘Hij was aan tafel een kwelgeest, en privé een slachtoffer.’
Dit alles valt dan te lezen in een boek dat met voorbeeldige objectiviteit en volledigheid is samengesteld door degene die hem in datzelfde Royaumount als de negenentwintigjarige Marie-Rita Labrosse heeft leren kennen, die vervolgens zijn laatste vijf levensjaren met hem gedeeld heeft, en die ten slotte als Rita Gombrowicz de verantwoordelijkheid voor zijn nalatenschap op zich heeft genomen. Hoe komt een jonge vrouw ertoe te kiezen voor ‘zo'n man’? Het antwoord hierop geeft Rita Gombrowicz zelf in wat zowel het slot als het hoogtepunt van haar boek vormt: haar eigen verhaal over het samenleven met ‘Witold’ (dat voor een groot deel in vertaling te lezen is in het laatste nummer van De Revisor, 1988//6). Maar het antwoord wordt impliciet ook gegeven door veel anderen, die net als zij onder de indruk waren van zijn compromisloze eerlijkheid, zijn onopgesmuktheid en de verborgen kracht van zijn persoonlijkheid.
Gombrowicz in 1964 in Royaumont
‘In het dagelijks leven was hij eenvoudig, zacht, gevoelig. Hij kon heel fijnzinnig en attent zijn’, aldus Elisabeth Orel, bij wie hij twee weken in Neuilly logeerde alvorens definitief met Rita naar Vence in Zuid-Frankrijk te vertrekken. Het is opvallend hoeveel vrouwen zo over hem oordelen. Al in het Argentinië-boek viel het op hoe hij juist door eenvoudige mensen, zoals een kamerverhuurster en de arme bewoners van een afgelegen rancho in Tandil, gewaardeerd werd. Dit wordt in het Europa-boek bevestigd. Terwijl hij in café Zuntz te Berlijn, waar hij tevergeefs probeerde de Poolse traditie van het literair café nieuw leven in te blazen, velen tegen zich in het harnas jaagt, weet hij in het direct contact met vrouwen vaak hun sympathie te verwerven, zoals blijkt uit de getuigenissen van Ingeborg Bachman, de jonge Poolse fotografe Susanna Fels, en Waltraut Kurpiers, zijn benedenbuurvrouw in de hoge flat, bij wie hij op gegeven moment tweemaal per dag de maaltijd gebruikt. Zij allen getuigen van zijn respect voorde ander, zijn discretie, zijn stijl.