Lévi Weemoedt
Vervolg van pagina 4
Weemoedt geeft in de vijf andere kleine schetsen over zijn moeder stof die wat dieper in de ziel snijdt. Hartverscheurend en toch komiek is daaronder het verhaal ‘Sniffy’, over de onverbrekelijke tweeeenheid die zijn moeder met haar stofzuiger vormt: een kleine anekdote over huiselijk leed, maar met goed gevoel voor bijna mystiek lijden opgeschreven. Weemoedt heeft maar een paar zinnen nodig voor het verdriet van zijn moeder bij de aanblik van haar gewonde - door haar zoon moedwillig vernielde - ‘vloervarken’: ‘Onderaan de trap boog ze zich over de wrakstukken, ze nam de overblijfselen één voor één op met een koesterende, tedere behoedzaamheid. Ze hield ze in haar handen en keek ernaar met de gebrokenheid waarmee een meisje de scherven bekijkt van haar allergrootste lievelingspop.’ Ook ‘Na de storm’, ‘Sparen, sparen, kapitaal vergaren’, en ‘Een kleine verrader’ zijn gebaseerd op gehate kinderbeelden van een moeder die een radeloze strijd levert tegen onzichtbaar huishoudvuil, en op het wel zeer weinig ‘verlossende’ decor van de grauwe arbeiderswoning die het ouderlijk huis vormt. In ‘Hallo jarige!’ krijgt die moeder wat zachtere contouren. Ik geloof onmiddellijk dat de teksten van haar felicitatiekaarten uit het leven gegrepen zijn; Weemoedt presenteert ze als ready made-proza, geschreven door een vrouw die zich in haar woorden verslikt ‘zoals ze ook in het leven lijkt te verslikken dat ze in grote, ongecoördineerde happen naar binnen wil werken. Ze schrijft zoals ze praat in mijn herinnering, alsof er geen verstand, geen rede in mijn moeders hoofd zit maar een mixer die als een razende begint rond te tollen, te hakken en te malen. Kleine en grote rampen wisselen elkaar af, zonder dat haar toon verandert. Van het verlies van haar bril of haar horloge springt ze over op het bezit van een
afschuwelijk, mysterieus gezwel in haar nek, waar de knapste artsenkoppen van het Academisch Ziekenhuis in Utrecht geen raad mee weten.’
Men wordt, mits in de goede stemming, nogal sentimenteel van haar treurige mededelingen over ledematen waarin geen leven meer zit, mededelingen die snijdend contrasteren met hun verpakking: olijke wenskaarten waarop als Swiebertje verklede honden voorzien zijn van teksten als ‘Lachen is gezond’. Wel is het onderwerp waarnaar Weemoedt de verhalen in Acte van verlating groepeerde, me wat al te veel op waterlanders uit. Een moeder die haar zoon verliet, de zoon die op zijn beurt onmachtig is zíjn zoontje met liefde te omringen: de verdubbeling van tekortschietende ouders heeft als thema een zwaarte waar Weemoedt zich ditmaal al te wellustig in verzinken laat. ‘Acte van verlating’, het lange titelverhaal gaat over een echtgenote die haar zelfstandigheid herneemt, ‘met medeneming van ons zoontje’. Haar nieuwe behuizing in (alweer) een triestige arbeiderswijk, de bezeerde gevoelens van haar ex-echtgenoot plus het pappie-verlangen van de kleine man vormen het centrum van een sad story die door de tijdgebonden thematiek leest als een eigentijdse smartlap. Ik zal niet klagen dat dat geen zoet romantisch plaatje is, wel dat de met al te veel grollen bedekte triestigheid de grens tussen literatuur en amusement overschrijdt.
■