Genadeklap
De auteur heeft het misschien niet zo bedoeld, maar De zender van Polk werd vooral als een sleutelroman gezien. Men beijverde zich vooral met het ‘duiden’ van de verschillende personages en het plaatsen van kanttekeningen bij de milde spot waarmee deze - veelal redacteuren en medewerkers van Vrij Nederland, sinds 1962 Cornelissens professionele omgeving - naar het leven waren getekend. In Colijn zijn daarvan alleen nog, in vluchtig neergezette tafereeltjes, de redactiesecretaresses over, plus ‘de documentalist’ (een even innemende figuur als hij in het eerste boek was, ditmaal evenwel een stuk levensechter geschetst) en een of twee anderen, maar het is inmiddels duidelijk dat het dáárom niet gaat in deze proza-experimenten van een geboren journalist.
Het thema van De zender van Polk was de gedempte tragiek van de oudere en door alle wateren gewassen journalist. De toonzetting van dit thema was licht en die verhinderde dat de geschiedenis ook maar één ogenblik larmoyant werd. Die toon is ook in De brieven van Colijn te vinden, maar daarnaast heeft de thematiek in Colijn aanzienlijk aan gewicht gewonnen. Men zou het thema ongeveer kunnen definiëren als de spanning die bestaat tussen een chaotische werkelijkheid en de weerslag daarvan in geschreven teksten. Welke thematiek zou een rasjournalist, altijd en eeuwig op zoek naar ‘een goed verhaal’, beter passen?
De senior editor Ernst Stempher, gescheiden, met nog één thuiswonende zoon woonachtig in het landelijke Dromwoud, sjokt in het nieuwe boek achter een verhaal aan dat, als het ‘hard’ kan worden gemaakt, de genadeklap zou betekenen voor de toch al wat geknakte reputatie van de vooroorlogse politicus Hendrikus Colijn. Naar verluidt heeft Colijn in het begin van de bezettingsjaren een correspondentie gevoerd met Arnold Meijer, leider van de fascistische organisatie Zwart Front. Kort na de bevrijding zouden deze voor Colijn zo compromitterende brieven zijn verhandeld, althans aangeboden op de boekenmarkt in de Amsterdamse Oudemanhuispoort. Men leest in deze roman het verhaal van Stemphers nogal halfhartige speurtocht naar de bewuste epistels - fictieve documenten ongetwijfeld (het gaat hier tenslotte om een roman), die echter zouden hebben kunnen bestaan, want de antirevolutionaire staatsman en de fascist hebben daadwerkelijk contact met elkaar gehad.
Zoals gezegd, het onderzoek naarde brieven gaat half tegen de zin van Ernst Stempher, courantier pur sang en een van de gestaalde kaders van zijn métier. ‘Hij moest zich voor zijn blad meer op de actualiteit richten’, schrijven over de twee Duitslanden bijvoorbeeld, of over een door Herman Brood geschreven operette, of een publiciteitsgeile staatssecretaris interviewen. ‘Wat moest hij, zoveel jaren na de oorlog, nog met de lang overleden staatsman die enkele scheve schaatsen had gereden?’ Alsof de jonge lezers, de ‘digitaal grootgebrachte kleinkinderen’ die niet eens de hongerwinter hebben meegemaakt, daarop zouden zitten wachten.