Wellustig wegzinken in de melancholie
De waterlanders van Lévi Weemoedt
Acte van verlating door Lévi Weemoedt Uitgever Thomas Rap, 104 p., f 19,50
Diny Schouten
De wereld volgens Weemoedt is er een vol krankzinnigmakende, verschrikkelijke treurigheid. ‘Hoe vreselijk alles is’: Weemoedt behoeft nooit een ruimer uitzicht dan het eigen dakraam om van daaruit de zee van menselijk weedom te aanschouwen, en mocht hij zich willen informeren hoe het in de wereld gesteld is, dan heeft hij de Volkskrant of het NOS-journaal niet van node. Het zien van een macramé-gordijn, een witgeglazuurde asbak in de vorm van een ondergebit of een Fiat Panda is voldoende om hem te vervullen van peilloze melancholie en diepe bekommernis omtrent leven en lot van de kleine man. Gemeende bekommernis? Er zit wel veel cabareteske koketterie doorheen. Om treurnis valt nu eenmaal te lachen, en de rol die Weemoedt zich het liefst aanmeet in zijn dichterlijk oeuvre is dan ook die van een niet serieus te nemen kobold: ‘'k Zie zo vaak verliefde paartjes/even stilstaan voor mijn huis: “Daar woont Weemoedt,” wijst de jongen/ en het meisje slaat een kruis.’
Lévi Weemoedt
bert nienhuis
Weemoedt schreef een oeuvre aan zwartgallige versjes en zwartromantische verhalen dat gekenmerkt wordt door een hoge ‘Piet Paaltjens-factor’; zich gewillig overgevend aan de romantische ziekte als homeopathische verzachting van ongeneeslijke hypochondrie. Die factor was opvallend veel lager in zijn mooie eerste roman De ziekte van Lodesteijn (1987), maar is geheel op het oude niveau terug in de tien verhalen die nu door Thomas Rap gebundeld zijn als Acte van verlating. Met een beschrijving van de Schiedamse volksbuurt De Gorzen grijpt Weemoedt in het openingsverhaal, ‘Moederaarde’, zelfs rechtstreeks terug op zijn voorganger François Haverschmidt. Net als Haverschmidt is Weemoedts moeder verbonden met Schiedam, ‘deze van oudsher door de genever bevlekte brandersstad’. Weemoedt verlustigt zich in de asgrauwe geboortegrond van zijn moeder (‘een buurt die nooit de hoofdrol zal spelen in Ontdek je Plekje’), een wellust die hij eerlijk opbiecht: ‘Alles in en aan De Gorzen ziet eruit zoals een migrainelijder de wereld ziet. Vandaar misschien dat ik er, op dagen dat ik me bedrukt voel en de Dood me nader staat dan het lachen, met een gevoel van betrekkelijk welbehagen doorheen wandel. Er gaat een zekere verlossing uit van deze omgeving.’ Voor de lezer die het Leven nader staat dan het lachen is de verlossende kracht ervan wat minder, maar de paar pagina's over de cultuur-conserverende functie van ‘Toontjes Overdekte Rommelmarkt “Zuid”’ vormen wel een beminnelijk schetsje, vrolijk van wanhopende melancholie.
Vervolg op pagina 6