Integratie
Niet alleen in Suriname zelf zal het boek gebruikt kunnen worden. De Surinaamse gemeenschap hier kan er ook zijn voordeel mee doen. André Haakmat, die voor zijn ministerschap in Suriname inspecteur bij het onderwijs was in Nederland en zich inmiddels als advocaat in Amsterdam heeft gevestigd: ‘Kijk, terwijl de overheid miljoenen uittrekt om de integratie van Surinamers binnen de Nederlandse gemeenschap te bevorderen, gaat Van Donselaar in zijn eentje eigenlijk de meest wezenlijke bijdrage sinds tientallen jaren hiertoe leveren. Dat vind ik het leuke aan deze publikatie. Want hij heeft het goed gezien: communicatie, goede communicatie van bevolkingsgroepen met elkaar, ligt aan de basis van integratie.’
Men zou verwachten dat Van Donselaar een neerlandicus of taalkundige is, maar de auteur van het woordenboek is een gepromoveerde bioloog. Een taalgevoelig oor stelde hem in staat de SN-woorden te registreren. Veel belangrijker voor deze publikatie is echter zijn betrokkenheid bij en binding met het Surinaamse land en volk. Eindjaren vijftig vertrok Van Donselaar voor het eerst naar het toenmalige rijksdeel. ‘Toen wij in '58-'59 in Suriname waren viel het ons natuurlijk op dat het Nederlands van Suriname in allerlei opzichten verschilt van het Nederlands in Nederland.’
Begin jaren zestig startte men in Suriname met de bouw van de Afobaka-stuwdam. Een gebied ter grootte van de provincie Utrecht zou hiermee langzaam onder water lopen. Met het ontstaan van dit Brokopondo-stuwmeer verdwenen en ontstonden verschillende vegetaties. Van Donselaar deed gedurende drie jaar botanisch onderzoek in het stuwmeergebied. ‘In de loop van 1964 vond ik het SN dermate interessant en indringend, dat ik puur voor mijn plezier woorden ging registreren. Bij de Chinees (Chinese winkelier, houder van een Chinese winkel) kocht ik een schoolschrift waarin ik alle woorden noteerde. Wat ik die eerste tijd voortdurend gedaan heb, als ik weer een rijtje woorden had is dat voorleggen aan mijn boomkenner (specialist in het herkennen van boomsoorten) Helstone. Helstone begreep, in tegenstelling tot vele andere Surinamers, precies naar welke woorden ik op zoek was. Hij kende niet alleen het gebruik van een woord maar wist vaak ook iets meer over de achtergrond van zo'n woord te vertellen. Als ik hem bijvoorbeeld het woord massen (vermorzelen, verbrijzelen, stampen) zou voorleggen dan wist hij me te vertellen dat dit woord zijn oorsprong waarschijnlijk vond in “masi” uit het Sranangtongo.’
Na nog twee korte bezoeken aan Suriname trof Van Donselaar de voorbereidingen voor de eerste druk die in 1976 verscheen. Toen was al duidelijk dal de lijst van veertienhonderd woorden drastisch uitgebreid kon worden. De huidige tweede druk is dan ook uitgegroeid tot zo'n zevenduizend SN-woorden. Niet alleen daarom kwam deze druk tot stand. ‘Mijn eigen plezier in het SN is eigenlijk mijn belangrijkste drijfveer om ermee door te gaan. Door het bezig zijn met deze taal, ook in Nederland, was ik met mijn geest weer in Suriname. Daarbij was de eerste druk van het woordenboek al snel uitverkocht. Vooral uit onderwijskringen in Suriname werd mij verzocht een tweede druk voor te bereiden.’
Ter voorbereiding van deze druk heeft de auteur gesproken met veel deskundige Surinamers. Van Donselaar streefde ernaar een optimaal bruikbaar woordenboek voor Suriname te maken. Het zou teleurstellend zijn als men het boek nu niet in Suriname zou kunnen kopen. De Surinaamse minister van Onderwijs en Volksontwikkeling, Venetiaan, heeft toegezegd zijn best te doen om de nodige deviezen voor de import van het boek beschikbaar te krijgen.
Toch zal het woordenboek ook in de verschillende Nederlandse sectoren een plaats kunnen krijgen. Haakmat: ‘In Nederland gaat men ervan uit dat alle Surinamers Nederlands spreken. Maar aangezien de meesten van hen SN spreken, leidt dit tot communicatieproblemen. Surinamers spreken wel Nederlandse woorden maar die hebben soms een andere betekenis, waaraan voorbij wordt gegaan. De gemiddelde Nederlander denkt dan: die man die spreekt toch Nederlands, en zal bij misverstanden niet om verdere uitleg vragen. Hiermee krijg je dan vreemdsoortige gevoeligheden en misverstanden die blijven hangen.’
Uit zijn loopbaan bij het onderwijs kent Haakmat voorbeelden van kinderen die, doordat zij SN spraken, slecht begrepen werden. ‘“Roberto, waarom heb jij je huiswerk niet gemaakt?” vraagt de meester. “Omdat mijn peer kapot was, meneer.” Hierop barst de klas met de leraar voorop in lachen uit. Zij dachten dat Roberto sprak over de vrucht, terwijl hij een gloeilamp bedoelde. Het gevolg hiervan is dat Roberto de volgende keer helemaal geen antwoord meer geeft. Een facet van de identiteit van het kind wordt hiermee ontkend, omdat anderen zijn communicatie-uitingen niet serieus nemen. Ik vraag mij toch wel af hoeveel van deze kinderen wij ten onrechte hebben doorverwezen naar BLO-scholen, alleen omdat zij niet meer communiceerden.’
Maar niet alleen bij het Nederlandse onderwijs zal het woordenboek gebruikt kunnen worden. In zijn praktijk als advocaat heeft Haakmat vele Surinaamse clienten. Ook in de justitiële sfeer leidt het SN tot problemen. ‘Niet zolang geleden had ik een cliënt die verdacht werd van een overtreding van de opiumwet. Er waren wel wat bewijzen maar mijn cliënt bleef ontkennen. Tijdens een verhoor zei hij “dat hij maar in zijn cel zat te pinaren” (gebrek lijden). De politieagent begreep hem verkeerd en zette in het proces-verbaal dat de verdachte verklaard had “dat hij in de penarie in zijn cel zat”. De rechtbank zag dit later als een soort schuldbekentenis en zo fungeerde het als aanvullend bewijs. Als ik nu dit woordenboek had gehad, dan had de rechter mij misschien wel geloofd. Of mijn cliënt daarmee zou zijn vrijgesproken is natuurlijk niet zeker, maar toch.’