Mariëtte Haveman
Drie maanden geleden verscheen Chatwins laatste boek: Utz, dat genomineerd werd voor de Booker Prize. Utz kreeg de Booker Prize niet, maar de nominatie was wel gerechtvaardigd. Misschien was het boek te bescheiden: een mooi, zorgvuldig gecomponeerd sprookje met een moraal, over de porseleinverzamelaar Kaspar Joachim Utz die de Sovjetinval in Tsjechoslowakije doorstond in zijn Praagse tweekamerflat tussen spiegelkasten vol glanzend Meissen en zo de grillige kanten van het leven buiten de deur trachtte te houden, wat maar ten dele lukte. Utz is bij zijn leven een raadselachtige puzzel, waarvan de stukken in de loop van het boek in elkaar worden gelegd door de ik-figuur, een Amerikaanse journalist. Het verhaal heeft, zoals de mooiste van Chatwins boeken, het karakter van een oud schilderij, vol boven, onder en naast elkaar gerangschikte gebeurtenissen en taferelen, waarin ook het wat schematische beeld van Utz op verschillende plaatsen terugkeert. Maar hoe realistisch is dat beeld? De waarheid blijkt pas na zijn dood en die is heel anders. Het schilderij blijkt een verzinsel, hoe voorzichtig het ook is opgebouwd. De moraal is dat de kunst en het leven elkaar nooit helemaal raken, ook al dragen ze elkaar en kunnen ze niet zonder elkaar.
De combinatie van kunst en leven, fictie en non-fictie bepaalt het kernprobleem in Chatwins oeuvre, met uitzondering van Up the Black Hill (De zwarte heuvel, 1982), dat puur op verzinsel berust. In Patagonia (In Patagonië, 1977) heeft de vorm van een raamvertelling voor een collectie sterke verhalen, waarvan het mooiste is dat ze waar gebeurd zijn. Het perspectief is autobiografisch, maar eigenlijk is het een geschiedenis van allen die hem voorgingen in de ontdekking van en fascinatie voor Patagonië. The Viceroy of Ouidah (De onderkoning van Ouida, 1980) was aanvankelijk bedoeld als een biografie, maar nam de vorm aan van een verhaal. The Songlines (De gezongen aarde, 1987) is samengesteld uit een losse combinatie van autobiografie, verhaal en filosofische beschouwing, onderverdeeld in gescheiden compartimenten die worden verbonden door een algemene theorie over het nomadisme. Utz ten slotte gaat over de manier waarop fictie en werkelijkheid zich tot elkaar verhouden en de speciale betekenis die Chatwin daaraan verbindt.
De oplossingen, de combinaties en ook de kwaliteit van de resultaten verschillen, maar zijn eigen leven vormt altijd de grondstof, als een soort oermythe waar alle verhalen varianten op zijn. In The Songlines en in allerlei interviews vertelt hij over zijn Engelse jeugd tijdens de oorlog, als zoon van een zeeman en een moeder die met hem tussen familie en vrienden rondpendelde, met een zwarte koffer en zijn Mickey Mouse-gasmasker als vaste metgezel. Later werd hij portier bij Sotheby's en bracht het, onder andere door de ontdekking van een valse Picasso, tot kunstexpert. Die carrière werd afgebroken door een plotselinge ‘psychosomatische blindheid’, gevolgd door een kort intermezzo in de archeologie, waarna hij zijn tweede leven, als kenner van nomaden, beroepsreiziger en schrijver begon. ‘Dode dingen van dode mensen. Kunsthandel en archeologie, het doet allemaal aan begrafenisondernemingen denken, aan het lijkenhuis,’ zei hij jaren geleden in een interview met Cees Nooteboom (Haagse Post, 16-5-1981). Een leven van reizen was gevaarlijk, onvoorspelbaar en vaak vervelend, maar altijd nog het leven; de kunst was afgerond, tastbaar en definitief, maar ook dood. Boeken over reizen waren het best denkbare compromis. Wat vooral opvalt bij het achteraf lezen van dit en andere interviews die verschenen bij de publikatie van zijn eerste twee boeken, is hoe zeer Chatwin zijn thema al had ontwikkeld, met alle vertakkingen waar de latere boeken het resultaat van zijn. Het hele programma lag van het begin af klaar, alleen de uitwerking moest nog volgen.
Chatwins biografie lijkt te literair om voor het echte leven door te mogen gaan, maar de algemene strekking ervan moet waar zijn. De bewijzen liggen er, althans wat betreft de tweede helft, in zijn boeken over Patagonië, in het zuiden van Zuid-Amerika; over Dahomey, de oude naam voor het Westafrikaanse Benin; over het leven in de heuvels in Wales en over de Australische aboriginals.