Vrij Nederland. Boekenbijlage 1989
(1989)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermdBas Heijne‘Op een keer keek ik vijf dagen lang tegen de weerspiegeling van mijn eigen gezicht aan in de gitzwarte spiegel van de ruiten. Toen de mist optrok, keek ik naar buiten en zag een man tegenover de pub staan waar het barmeisje woonde. Plotseling werd zijn borst dof rood, als een roodborstje, en hij zeeg ineen, want hij had zijn keel doorgesneden. Binnen enkele minuten - het leken seconden - arriveerde een handambulance, die het lichaam meenam. Een kroeghulpje spoelde het bloed met een emmer kokend water weg door de goot, en de weinige mensen die zich hadden verzameld vervolgden hun weg.’ Spiegels, mist, bloed, een afstandelijke toeschouwer; het lijkt een scène uit een vroege Hitchcock, maar het is Kipling. Hij vertelt bovenstaande anekdote min of meer tussen neus en lippen door in Something of Myself, een onvoltooide autobiografie die pas na zijn dood in 1936 het licht zag. Literaire critici die gehoopt hadden dat deze herinneringen de diepste gevoelens van de oude imperialist, het monstre sacré van de Engelse letteren, zouden onthullen, werden teleurgesteld; Something of Myself bevatte geen intimiteiten, geen bekentenissen, geen roddel. Een bedaagd verslag van een geslaagd leven: wat Kipling over zichzelf schreef, zo luidde het algemene oordeel, had net zo goed door een ander over hem geschreven kunnen worden. Er was een scherpzinnig biograaf voor nodig om te laten zien dat er meer achter zat. In zijn voorwoord bij de recente Penguinuitgave van Something of Myself toont ‘experimenteel biograaf’ Richard Holmes, de schrijver van Voetsporen, aan dat Kiplings mémoires wel degelijk met hart en ziel geschreven zijn. Anders dan de meeste autobiografen duwt Kipling de lezer echter geen bord emoties in zijn gezicht, maar plaatst hij zijn gevoelens buiten zichzelf; hij is onpersoonlijk persoonlijk, objectief subjectief. Het verhaal van de man die zijn keel doorsneed, is niet zomaar een aangenaam schokkende anekdote, een prikkelend tussendoortje om de lezer wakker te schudden, maar een parabel over Kiplings eigen gemoedstoestand. De periode van zijn leven waarin hij dit gruwelijke vignet plaatst, was een van de moeilijkste van zijn leven: ondanks zijn succes als schrijver voelde hij zich ellendig, eenzaam en verlaten en speelde hij veelvuldig met de gedachte aan zelfmoord. Al deze emoties, plus de angst voor de onverschilligheid van de buitenwereld (de omstanders), worden weerspiegeld in wat de schrijver buiten op straat ziet, als het ware door zijn eigen spiegelbeeld in de ramen heen. De gelijkenis met Hitchcock is meer dan oppervlakkig. Ook de films van Hitchcock werden lange tijd gezien als onpersoonlijke avonturenverhalen, knap gemaakte thrillers. Toen Francois Truffaut in 1962 New York bezocht voor de presentatie van Jules et Jim werd hem door een onbegrijpende Amerikaanse criticus gevraagd: ‘Waarom nemen jullie critici van Cahiers du Cinéma Hitchcock toch zo serieus? Hij is rijk en succesvol, maar zijn films hebben geen enkele inhoud.’ Hitchcocks reputatie als belangwekkend filmer werd in de jaren daarna min of meer gevestigd door Truffaut, die met het interviewboek Hitchcock/Truffaut het overtuigende bewijs leverde voor het genie van de Engelse filmer. De techniek van Hitchcock heeft veel gemeen met die van een schrijver als Kipling. Beiden hebben dan ook te maken gekregen met eenzelfde onbegrip bij de critici, beiden moesten ‘gered’ worden door bewonderaars. In beschouwingen over het werk van beiden werd afstandelijkheid aanvankelijk verward met onpersoonlijkheid, onnadrukkelijkheid met gebrek aan inhoud. In Rear Window observeert James Stewart, de fotograaf met het gebroken heen, nauwlettend de verrichtingen van de mensen die tegenover hem wonen. Het pas getrouwde stel dat zich al snel verveelt, de oude vrijster, de eenzame, alkoholistische vrijgezel, het domme blondje met ontelbare bewonderaars, en uiteindelijk de man die zijn vrouw vermoordt: allen vertegenwoordigen de minder aangename aspecten van de liefde in de praktijk. Net als de man in de mist bij Kipling, vormen de observaties van de fotograaf een spiegel van zijn eigen gemoedstoestand; hij was bang voor een huwelijk met zijn vriendin Grace Kelly. Tegenstanders van Hitchcock beschouwen een dergelijke ‘uiterlijke’ manier van filmen als een legpuzzeltechniek, waarbij het Echte Gevoel uiteindelijk achterwege blijft. Dat is onzin. Zoals achter het vrieskoude uiterlijk van Hitchcocks blondines hevige hartstochten schuilgaan, zo verhullen de geobserveerde vignetten in zijn films een uiterst persoonlijke lyriek. Vertigo is niet alleen een behendige thriller, of het verhaal van een man die een dode vrouw tot leven wil wekken, maar tevens de droevigste film over de verhouding tussen de seksen die ik ken. In laatste instantie is het een kwestie van mentaliteit. Het was Céline die de mensheid onderverdeelde in voyeurs en exhibitionisten, en met een beetje goede wil kun je bij kunstenaars hetzelfde onderscheid maken. Kipling en Hitchcock zijn onmiskenbaar voyeurs (Hitchcock over de fotograaf in Rear Window: ‘Natuurlijk, hij is een gluurder, maar dat zijn we toch allemaal?’), Céline zelf hoort bij de exhibitionisten. Dit soort kunstenaar beschouwt zichzelf als een reusachtige spiegel waarin de wereld tot in het oneindige weerkaatst wordt, terwijl de voyeurist door een kapotgeslagen ruit kijkt en in de weerspiegeling van ontelbare stukjes gebroken glas uiteindelijk zijn eigen gezicht herkent. |
|