Anaconda's en piranha's
Een prachtige illustratie van dit principe vormt Redmond O'Hanlon. In talloze opzichten is zijn tweede reis, naar de Amazone, identiek aan zijn reis naar Borneo (dat tegenwoordig Kalimantan heet). Permanent vochtige, ondoordringbare vegetatie, nauwelijks toegankelijke bergketens en niet minder ontoegankelijke bevolkingsgroepen, en al het ongemak wat daarbij komt zoals insekten, bloedzuigers en dysenterie. Toch presteert O'Hanlon het nog om met In Trouble Again zichzelf te overtreffen. Ging hij twee maanden naar Borneo, dan gaat hij er vier naar Venezuela. Het lijstje levensbedreigende ziekten wordt aangevuld met nog afschuwelijker vooruitzichten zoals visjes die de penis binnendringen, anaconda's en piranha's. En niet te vergeten de yoppo, een geestverruimend middel dat de Yanomami - ‘the most violent people on earth’ - gebruiken alsof het aspirine is, en dat O'Hanlon uiteraard ook zal moeten proberen. Het decor staat klaar, nog fantastischer en bedreigender dan in Borneo, en de voorstelling kan beginnen. O'Hanlon is een geschoold schrijver dus hij bouwt het drama langzaam op, zo langzaam dat hij er meer dan tweehonderd pagina's over doet voordat we bij de eerste Yanomami-nederzetting aankomen. In een paar inleidende hoofdstukken, waarin hij met veel moeite een vriend overtuigt om hem te vergezellen, worden de gevaren van de tocht belicht. De aantrekkelijke kanten ervan, laat staan de motieven van de schrijver, blijven volledig duister. In het hele boek valt over die motieven ook niets anders te vernemen dan O'Hanlons diepe behoefte om zich als een held voor te doen. Schaamteloos speelt hij in op de geheime verlangens van de lezer om in alle opzichten een sterke man te zijn. In de wereld van het stripboek dat O'Hanlon ons (verbaal) voorschotelt is de held niet klein te krijgen. ‘Iets hing in lussen gedrapeerd langs een gevallen boomstam aan de rand van het water, half aan het gezicht onttrokken door de laagste bladeren van
zijscheuten die recht omhoog groeiden. Het was groot en bruin en kronkelig en glansde in de zon; het was een anaconda... Ik leunde over de rand van de kano om een behoorlijke foto te maken met mijn onhandige vaste groothoeklens, en toen keek ik van minder dan een meter in zijn kleine, bruine, onaandoenlijke varkensoogjes.’ De stijlmiddelen waarvan O'Hanlon zich bedient zijn de gedetailleerde beschrijving - pagina's worden gevuld met allerlei wetenswaardigheden over verschillende vegetatietypen en vogelsoorten - afgewisseld met een padvinderachtige bravoure waarbij de meest gore details, bijvoorbeeld van het villen van wild, niet worden geschuwd. Geheel in overeenstemming is dan ook de veelvuldige verwijzing naar mannelijke geslachtsdelen en lichamelijke functies (‘zo besefte ik met het soort paniek dat de penis doet verschrompelen...’ ‘“Bolle,” zei Simon die avond, terwijl we in slaap vielen bij het dreunend geluid van het water, “nou komt de grootste natte droom van je leven”’; ‘Ik sneed de opgezette buik (van de kaaiman - LF) open, waardoor een ontzettende stank vrijkwam... Ik trok de vliezen weg en haalde er iets uit dat overdekt was met haren en slijm’ enzovoort).
De auteur schildert zichzelf af als de gedreven en leergierige ontdekkingsreiziger die zijn bronnen kent (en veelvuldig citeert!) te midden van zijn metgezellen die als persoonlijkheden nauwelijks uit de verf komen: Juan, de Venezolaanse ecoloog die tussen de regels door interessante maar beperkte informatie over het regenwoud te berde brengt, Simon, de Britse playboy die nog nooit in de bush heeft gereisd en die alles vies en vermoeiend vindt (en dus halverwege de groep in de steek laat) en diverse lokale gidsen die hun onbegrip over de expeditie maar nauwelijks kunnen verhullen. Met de koppigheid die de beperkten van geest eigen is, drijft O'Hanlon de groep naar een verafgelegen nederzetting van de Yanomami. Na vele omzwervingen, per boot en te voet stuiten ze eerst op een geïsoleerde groep, en daarna op een heel dorp. Dankzij het stereotiepe ontdekkingsreizigersgedrag dat O'Hanlon vertoont - kraaltjes, geld, munitie en tabak worden ten geschenke gegeven - wordt hij door deze wilde stam ‘geaccepteerd’ en mag hij yoppo snuiven. De effecten daarvan worden lyrisch beschreven, tot twee keer toe, zodat het boek als het ware een dubbel hoogtepunt kent.
Junglebewoners van Borneo
Aanzienlijk minder sensatiegericht is het verslag van Eric Hansen over zijn voettocht door Borneo. Zijn bescheiden houding en zijn onwil om al te veel te interpreteren in het gedrag van de bevolking, doen in eerste instantie prettig aan. Hij geeft zijn fouten toe (zoals het stellen van directe vragen) en beschrijft zichzelf als ‘being able to make my plans in near-perfect ignorance of my destination’. Niet dat het hem met deze houding makkelijk valt om zijn tocht te ondernemen. Ook Stranger in the Forest staat vol met de frustraties over het onbegrip van de bevolking die in Hansen voornamelijk een ‘wandelend dollarteken’ zag, vergeefse pogingen om rivieren te bevaren en de onzekerheid die een zo vijandige natuurlijke omgeving oproept. Het is een voortdurend ‘vochtige en zonloze wereld’ waarin zijn pogingen om alleen door het oerwoud te lopen ook door de bevolking met argwaan worden bekeken. Hansen gaat tot het uiterste in zijn pogingen om zijn doorzettingsvermogen te testen. Niets anders dan rijst en thee draagt hij mee, geen geneesmiddelen, geen kompas. Zijn kaart blijkt al snel waardeloos (met een schaal van 1:1.000.000 had ik eerlijk gezegd ook niets anders verwacht, maar dit ter zijde), zodat hij moet leren om zich te oriënteren op het netwerk van riviertjes, de aard van de bomen en op de korte ogenblikken dat de zon door het bladerdek zichtbaar is. ‘Het werd een oefening in het opnieuw leren lopen. Ik werd teruggebracht tot de situatie van een kind, dat alle coördinatie en de mogelijkheid om te anticiperen op de terreingesteldheid mist.’ De aanpassing is zo succesvol dat Hansen, als hij weer geconfronteerd wordt met de westerse beschaving, besluit om dezelfde weg terug te lopen, en op het werkelijke einde van zijn tocht, terug in Kuching, geheel gedesoriënteerd raakt en vreest dat er een vloek over hem is uitgesproken.