De Maximalen en Forum
In de VN-boekenbijlage van 24 december 1988 is een raadsel opgelost. Een raadsel rond de Maximalen en wel door één van hun woordvoerders. Joost Zwagerman, in zijn rapportage over de beste boeken van 1988. Ook voor niet-literatuursociologen is het uiterst boeiend om het fenomeen van de ‘Maximalen’ te volgen, met name de manier waarop de Maximalen zich presenteren en de analogie die ze met vroegere bewegingen vertonen. Of zoeken. De bundel Maximaal is een amalgaam van Vijftigers- en Zestigerspoëzie, voorzien van een krukkig voorwoord. Een amalgaam (de Maximalen zelf zullen liever van ‘cocktail’ spreken) in die zin dat van de Vijftigers de schwung onaangetast wordt gelaten, maar de wat duistere passages worden vervangen door de aardsere swing van de zestigers. De uitspraken die Maximalen daarna in interviews en kritieken deden, zijn wat minder krukkig geformuleerd. Wat nog steeds een raadsel bleef, was het Ter Braak-motto bij de bundel: ‘Is het dan wonder, dat de rebelse schoonheid altijd, juist als het circus gevuld is met gapende toeschouwers, naast de hoepel springt en de dressuur te schande maakt?’
Arthur Lava hanteerde in zijn voorwoord bij Maximaal weliswaar de termen vorm en vent, maar pleit juist voor een combinatie van deze begrippen. Waarom dan een motto van Menno ter Braak, alleen vanwege het beeld van de schoonheid die naast de hoepel springt?
Ik kon mij nauwelijks voorstellen dat de klauwhamers als olijf in hun cocktail de inspirator van de traditionele literatuurkritiek zouden kiezen. Ter Braak was weliswaar een boeiende man, doch in een andere hoedanigheid dan die van poëziecriticus. Hij wist niet goed raad met poëzie en hij had er tamelijk vage ideeën over. Dat beginnen zelfs Neerlandici schoorvoetend in te zien. Zo worden ook de dichters die bij Ter Braak door de beugel konden (Slauerhoff, Roland Holst) in schoolboekjes niet meer zo erg verheven tot de belangrijkste van deze eeuw. Na het lezen van Zwagermans keuze voor 1988 begrijp ik alles. Zwagerman maakt van de gelegenheid gebruik om zich te verdedigen tegen de beschuldiging dat de Maximalen het belang van Gerrit Kouwenaar en Hans Faverey ontkennen. Integendeel, volgens hem staan deze dichtervorsten hoog bij de klauwhamers aangeschreven, het zijn echter hun epigonen die een tik verdienen.
Zwagerman keert zich dus tegen de epigonen van Kouwenaar van Faverey, op precies dezelfde manier als Du Perron en Ter Braak ooit bezwaar maakten tegen de epigonen van Leopold en Nijhoff. Om exact dezelfde reden als Zwagerman en de zijnen vijftig jaar later: je moet als literator geen kamikaze plegen door een hele richting in de poëzie te bestrijden. Dat wil zeggen: je moet de gecanoniseerde dichters die tot de bewuste richting behoren buiten schot laten. Die strategie heeft Forum geen windeieren gelegd, zal Zwagerman gedacht hebben.
Via Prince, Michael Jackson, Madonna naar Ter Braak, leiden dan alle wegen naar Forum? Ik verwachtte dat aan het begin van de jaren negentig de visie van Forum op de poëzie eindelijk niet meer zou worden overschat. Neerlandici doen immers hun best, schoolboekenauteurs volgen. Maar ik vergat dat de Maximalen nog zijn opgeleid met de oude boekjes. Dank zij deze dociele klauwhamers kan de legende van Forum weer een paar jaar mee. Wie op beweging in de poëzie hoopt, verwachte zijn heil niet van de nieuwe lichting dichters, maar van de komende generatie schoolboekenschrijvers. Nog even geduld.
Leiden
August Hans den Boef