Een marginale overwinning
De lokettist door Marcus Heeresma Uitgever Bert Bakker, 193 p., f 29,90
Wim Vogel
Een auteur die in een roman opvattingen over de samenleving kwijt wil, maakt het zich niet gemakkelijk. Geëngageerde literatuur veroudert snel en waarom zou je voor fictie kiezen als je boodschap, je analyse net zo goed, zo niet beter in essayvorm kan worden gepresenteerd? Alleen echt grote auteurs weten onvergetelijke en genadeloze beelden van een samenleving op te roepen, juist door het vertellen van een individueel verhaal.
Iets dergelijks moet Marcus Heeresma bij het werken aan zijn roman De lokettist voor ogen hebben gestaan. Wat hem bezighoudt is de vraag op welke wijze het individu zich tegen de orde van de horde, van de massa kan verdedigen. Wie niets te bieden heeft, geen verweer, geen fantasie, wordt door grof geweld vermorzeld. De joodse achtergrond van Peter Walowytsjek, hoofdpersoon in De lokettist, verwijst daar, binnen dit boek, naar. Daarom laat Heeresma zijn held vol overgave in een zelfgecreeerde, vervuilde puinhoop leven en gebruikt Walowytsjek alcohol als medicijn tegen de logica van de wereld met zijn praktische fantasie en zijn vertellerskwaliteiten als wapens waar de tegenpartij altijd fout, want voorspelbaar, op reageert.
Geen geringe thematiek, zou ik zeggen. Het is dan ook jammer dat het verhaal dat Heeresma hier omheen bedacht heeft zo slordig en fragmentarisch is. Zijn bedoelingen blijven daardoor te veel zichtbaar; het harnas van het verhaal is niet sterk genoeg.
In zes hoofdstukken worden vier of vijf dagen uit het leven van Peter Walowytsjek beschreven. Voor de buitenwereld een keurige burgerman die sinds enkele maanden zijn dagen slijt als eenvoudg lokettist, ergens op een kantoor in Amsterdam. Hoewel hj genoeg geld heeft om niet te hoeven werken, heeft hij een flink aantal baantjes gehad omdat de dagen nu eenmaal gevuld willen worden. ‘Angst voor totale chaos? Hang naar een vorm van tucht, orde en regelmaat?’ Met een tomeloze beschrijvingsdrift geeft Heeresma in de eerste dertig bladzijden de chaotische vervuiling van zijn verloederende bovenetage weer. Alleen het water in een aquarium is helder. In dat aquarium terroriseert een vadsige waterschildpad drie salamanders: al het voedsel en het grootste gedeelte van de ruimte eist hij op. Ondanks hun meerderheid aanvaarden de salamanders die dictatuur. Zelfs als de schildpad vast komt te zitten in een poortje in de bak: ‘(...) de angst voor de klemgezette dictator zat er zo in, dat de onderdrukten hem ook dood waarschijnlijk niet zouden durven benaderen. En kónden ze al denken, dan was ook dát vermogen in de loop van de tijd verlamd.’ In de volgende vijf hoofdstukken zal Peter W. er voortdurend blijk van geven dat hij wel degelijk raad weet met dat soort mensen.
In die hoofdstukken is hij op weg naar Schiedam om de begrafenis te regelen van oom Piet. In zijn stamcafé ergens in de polder rekent hij op zijn manier af met de eigenaar, een man die zoveel jaren na de oorlog nog weinig van zijn onfrisse ideeën en opvattingen is kwijtgeraakt. Belast met diezelfde fascistoïde trekken zijn ook de twee rijkswachten die er op azen Peter te pakken te nemen. Gruwelijk is de wraak die zij over zichzelf afroepen: zij gaan op in ‘een haast mythische vuurzuil’.