De strijd tegen tijd en vergetelheid
Het weemoedige universum van Borges
De maker door Jorge Luis Borges Vertaling Barber van de Pol Uitgever De Bezige Bij, 103 p., f 32,50
Maarten Steenmeijer
Er is vermoedelijk geen auteur wiens werk zich zo gemakkelijk laat bloemlezen als Borges. Verantwoordelijk hiervoor is onder meer de zeldzame beknoptheid van zijn werk. Vooral in Borges' verhalen en essays valt de grote dichtheid op: ze zijn niet alleen beknopt door hun lengte (zelden wordt de grens van tien pagina's overschreden), maar ook door de uiterst geconcentreerde stijl en redeneertrant. De lezer zal veeleer het gevoel bekruipen dat hij te weinig woorden tot zijn beschikking heeft dan te veel.
Maar de voornaamste reden waarom er naar hartelust uit Borges' werk gebloemleesd kan worden is het behoudzuchtige karakter ervan: het is in de loop der jaren niet wezenlijk veranderd. Al vroeg vond de Argentijnse schrijver de bouwstenen die hij tot zijn dood is blijven gebruiken voor de constructie van zijn schrijverschap: de serene toon (de grondstof van alles wat Borges aan de openbaarheid heeft prijsgegeven), de kleine groep symbolen waaruit de schrijver onophoudelijk putte (de roos, het labyrint, de spiegel, de tijger, de stroom) en de vier of vijf thema's waarop hij meer dan zestig jaar lang heeft gevarieerd.
Borges zou waarschijnlijk de laatste zijn geweest om bezwaar te maken tegen herschikking van zijn werk, al was het alleen maar omdat hij zelf een verwoed bloemlezer was. Hij heeft niet alleen bloemlezingen van andermans werk, maar ook van eigen werk samengesteld. Een voorbeeld van het laatste is El hacedor, uit 1960, waarin Borges een groot aantal nog niet eerder in boekvorm verschenen prozastukken en gedichten bij elkaar bracht. De bundel is nu in de mooie vertaling van Barber van de Pol onder de titel De maker in het Nederlands verschenen. In de epiloog spreekt de schrijver van een ‘chaotische bloemlezing’. Na de overrompelende eerste lectuur ligt het voor de hand hiermee in te stemmen: de teksten zijn, zelfs voor Borges' doen, zeer kort, terwijl de onderwerpen zeer divers en de verwijzingen naar de geschiedenis en de literatuur talrijk zijn. Toch tekent juist in deze bonte verzameling de eenheid in verscheidenheid zich scherp af. Ik denk dat dat in elk geval met de volgende twee omstandigheden samenhangt. Door de minieme ruimte die Borges zichzelf in deze stukjes gunt, concentreert hij zich nog meer dan anders op de kern van zijn betoog, van zijn beeldspraak en van zijn thematiek. Bovendien wordt de lezer op deze manier in de gelegenheid gesteld om in betrekkelijk korte tijd (betrekkelijk, want de grote compactheid noodzaakt voortdurend tot herlezing) vele reizen in Borges' bibliotheek te maken, waardoor de overeenkomsten en de herhalingen gemakkelijker aan de oppervlakte treden dan in de stukken van langere adem. ‘Chaotische bloemlezing’ lijkt me dan ook niet de meest adequate omschrijving, tenzij ze ook wordt gebruikt voor Borges' andere bundels: op een enkele uitzondering als Zeven avonden na zijn dat betrekkelijk willekeurige verzamelingen teksten, gebundeld omdat er op een gegeven moment genoeg materiaal was voor een boek.
Jorge Luis Borges in 1984
Valt er over de kwalificatie ‘chaotisch’ voor De maker als geheel nog te twisten, het lijdt geen twijfel dat het wel het laatste woord is dat in aanmerking komt om de teksten zelf te karakteriseren: ze zijn, onder andere dank zij de serene, klassieke toon en de strenge compactheid, helder en hecht van opbouw. Van de meeste teksten krijg je het gevoel dat ze af zijn, rond. Deze afgeronde vorm draagt in belangrijke mate bij tot de berusting die van De maker afstraalt. Ik doel op de melancholieke berusting in het feit dat het grote menselijke verlangen nooit vervuld kan worden: het verlangen om te weten, om een definitieve orde aan te kunnen brengen in de wereld, om verbindingslijnen te trekken in het menselijk bestaan die niet onmiddellijk weer vervluchtigen. Een verlangen dat niet alleen onherroepelijk stukloopt op de ontoereikendheid van de menselijke rede en verbeelding, maar ook op de tijd, die vroeger of later al het menselijke naar het rijk der vergetelheid verbant. De maker gaat over deze eeneiige tweeling: tijd en vergetelheid. Of liever gezegd: over de heroïsche, want tot mislukken gedoemde strijd die de mens tegen deze tweeling voert. Het zal geen toeval zijn dat de dood in deze bundel als zeer nabij wordt gevoeld.
Meer dan eens schrijft Borges in De maker dat hij het verleden dat hij in zijn teksten oproept wil behoeden voor de vergetelheid, in het tragische besef dat deze redding nooit meer dan een opschorting kan zijn. Het is uitstel van executie: vergetelheid is het enige dat eeuwig is. Maar gezien de onzekere ontologische status van de werelden die Borges oproept is het zelfs de vraag of er wel sprake is van opschorting, en niet eenvoudigweg van illusie. Want al had hij graag anders gewild, de schrijver twijfelt er nauwelijks aan dat hij het verleden niet reconstrueert, maar construeert: wat hij schrijft is niet zoals het geweest is, maar zoals hij zich verbeeldt dat het geweest is, gestuurd door het grote verlangen naar herhalingen, parallellen, symmetrieën, archetypen. Borges is er zich maar al te goed van bewust dat de werelden die hij oproept simulaties zijn, en dat draagt er in belangrijke mate toe bij dat veel van zijn werk zo weemoedig is.