Alles komt goed
Zoetige fabel van André Dubus
Stemmen van de Maan door André Dubus Vertaling Harry Pallemans Uitgever De Arbeiderspers, 149 p., f 29,50
Eric Gobbers
Amerikaanse schrijvers zijn dikwijls geobsedeerd door ‘normaal’ leven en de tragiek die in een of andere vorm steeds weer in de meeste van hun romans aanwezig is, is een gevolg van het besef dat die normaliteit, die vanuit de positie van de zelfdestructieve kunstenaar toch zo verleidelijk kan zijn, een moderne mythe is waarachter veelal een banale en benauwende realiteit schuilgaat. Die vicieuze cirkel van alleen maar negatieve alternatieven is iets waar een schrijver als André Dubus wil uitbreken.
In zijn oorspronkelijk in 1984 verschenen roman Stemmen van de maan (Voices from the Moon) schetst hij de manier waarop zes familieleden in het reine komen met hun emoties. Greg, de vader, moet aan zijn kinderen vertellen dat hij gaat trouwen met de ex-vrouw van zijn oudste zoon Larry, die op die voor hem traumatische toestand dan ook verbolgen reageert en zijn vader meedeelt dat hij hem niet meer wil zien. Gregs dochter Carol is een en al enthousiasme en zijn jonge zoon Richie wil vooral dat zijn vader gelukkig wordt. De moeder van het gezin heeft al een tijdje het huis verlaten en leeft nu een eenvoudig en illusieloos bestaan als dienster met wat culturele interesses. Elk van hen (inclusief Brenda, de toekomstige echtgenote) wordt psychologisch voor het voetlicht gebracht zodat de lezer een idee krijgt van hun persoonlijkheid. De mannen hebben allemaal een neiging naar introspectie en melancholie, terwijl de vrouwen op veel directere manier hun gevoelens onder ogen zien. De twaalfjarige Richie krijgt het leeuwedeel van de aandacht, drie van de negen hoofdstukken zijn aan hem gewijd en hij opent en sluit de roman. De beschrijving van zijn evolutie is tekenend voor de stijl en intentie van het boek, zijn aspiraties om priester te worden ten langen leste ingeruild voor de aardse liefde voor het sensuele meisje Melissa.
Die evolutie van extreme gevoelens naar een redelijke houding is ook aanwezig bij Richies oudere broer Larry. Diens heftige reactie op het nakende huwelijk van zijn vader met Brenda, zijn ex-vrouw, is zoals we in zijn monologue intérieur mogen vernemen het gevolg van een sterk seksueel gekleurd schaamtegevoel over duistere erotische spelletjes waar hij zijn vrouw toe aanzette en die het einde van het huwelijk tot gevolg hadden. Wanneer hij uiteindelijk zijn moeder gaat opzoeken, wordt hij de redelijkheid zelve, nadat zij hem via een beschrijving van het verloop ervan meedeelt dat die sterke gevoelens zullen afzwakken. Het besluit van haar monoloog is geldig als motto voor het boek: ‘als ik 's avonds alleen thuis ben (...) dan ga ik voor het raam staan, en dan dringt het tot me door: we hoeven niet groots te leven, we hoeven alleen maar ons eigen leven te begrijpen en er niet aan onderdoor te gaan’.
Op zichzelf is dit een heel vage en abstracte levensregel. André Dubus heeft geprobeerd die stelling te concretiseren door zijn personages complex en daardoor levensecht te maken. Zijn afzonderlijke portretten van de familieleden zijn dan ook zeker leesbaar en perfect bruikbaar als voorbeelden van economisch schrijven. Ik heb het heel wat moeilijker met de verbindende ‘alles-komt-wel-goed-op-het-eind’-filosofie die meestal (maar bijvoorbeeld niet bij Amis in Difficulties with Girls) en ook in dit boek geforceerd en niet realistisch aandoet. Het feit dat alle zes de personages in rust zijn of een evenwicht vinden maakt van het boek een wat zoetige fabel, weliswaar niet klef door het psychologisch inzicht, maar geen voldoening gevend voor wie niet houdt van te veel redelijkheid in romans.
■