Een speelse leergang in fatsoen
Stefan Themersons laatste roman
Hobsons eiland door Stefan Themerson Vertaling Ronald Jonkers Uitgever De Bezige Bij, 226 p., f 37,50
Cyrille Offermans
In een van H.C. ten Berges behartigenswaardige essays in De verdediging van de poëzie stelt de auteur, sprekend over typografie, dat ‘de huidige situatie’ in de literatuur, in vergelijking met die omstreeks 1920, ‘wordt gekenmerkt door een gebrek aan durf. Het zichtbaar maken van taal, bijvoorbeeld door middel van riskante typografie, is op sterven na dood’. Dat mag in zijn algemeenheid waar zijn, met betrekking tot Stefan Themerson is het dat stellig niet. In Themersons werk worden alle mogelijkheden van de letterkast uitgebuit, en waar die te kort schieten is er blijkbaar altijd nog een improviserende hand die, tekenend en knutselend, uitkomst biedt. Zijn boeken, zeker de door hemzelf verzorgde, zijn in elk geval altijd een lust voor het oog.
Als Themerson iemand laat optreden wiens vooraanstaande positie bij de welpen berust op zijn inzicht in de geheimen van de telegrafie, geeft hij diens uitspraken en gedachten bij voorkeur weer in morsetekens; als hij iemand de tekst op een plaquette, de titel van een film of een bericht in een krant laat lezen, probeert hij de vorm van die plaquette, dat affiche of die krant met typografische middelen te benaderen. Ook wordt de pagina nogal eens verlevendigd door formules - meestal van een hoog absurdistisch gehalte -, stukjes in handschrift, tekeningen of tekeningetjes (van zijn vrouw, Franciszka), en wat al niet.
Het gaat Themerson daarbij, denk ik, niet enkel om ‘het zichtbaar maken van taal’ (Ten Berge), maar ook om vorm te geven aan wat géén taal, of nóg geen taal is. En in de eerste plaats - dat is althans het effect dat zijn typografische buitensporigheid op mij heeft - om het plezier in het versieren, om het soort aangename opwinding dat je voelt als je cadeautjes verpakt: je geniet op voorhand van de spanning, van de door al die zorg geïmpliceerde suggestie van liefdevolle uitverkorenheid. Riskant - in de zin van Ten Berge - is Themersons typografie dan ook niet, eerder geeft ze zijn boeken iets feestelijks, het gevoel dat ze speciaal voor mij geschreven zijn.
Het zal niet verbazen dat Themerson ook, en aanvankelijk vooral, kinderboeken heeft geschreven, tien in totaal. Twee daarvan zijn in het Nederlands vertaald: Meneer Bruis bouwt zijn huis en De avonturen van Aardje Stapper. Ik weet niet of ze nog te krijgen zijn, maar het zijn juweeltjes. De soms balorige, meestal spitsvondige en altijd milde humor uit die kinderboeken komt in de grotemensenboeken terug; de verschillen tussen de genres zijn sowieso louter gradueel. Misschien is het zelfs niet overdreven om te stellen dat Themerson altijd kinderboeken is blijven schrijven: zo ernstig als zijn humor voor kinderen is, zo humoristisch is zijn ernst voor volwassenen, of omgekeerd, want bij Themerson lopen die dingen ongeforceerd door elkaar. Hij is altijd speels, relativerend, lichtvoetig; en evengoed is hij altijd ernstig.