VN Vrij Nederland
Boekenbijlage
14 januari 1989 - nummer 2
Hartverscheurend en hartversterkend
De essays van Rudy Kousbroek
Mariëtte Haveman
Kousbroek heeft zich vaak uitgesproken tegen de verloedering van de Nederlandse opvoeding en het Nederlandse onderwijssysteem. Ikzelf ben een produkt van dat systeem, en ken dus (om maar wat te noemen) weinig gedichten uit mijn hoofd. Wel heb ik de Anathema's van Kousbroek allemaal een keer of tien, twintig gelezen, en ben daar op mijn veertiende mee begonnen.
Gelezen is eigenlijk niet het woord, want ik herinner me dat ik meteen ben begonnen ze te bestuderen: de zinsbouw, woordkeus, opbouw van alinea's, en de manier waarop het begin tot het einde leidde. Andere boeken las men als veertienjarige, niet altijd wetend waarom men ze las (vaak omdat iemand anders zei dat het goed en belangrijk was), maar bij de Anathema's lag dat anders. Daarvan wist ik ook niet waarom ik ze las, of waarom ze me boeiden, maar dat was in dit geval een bron van verwondering, te meer omdat niemand anders had gezegd dat dit goed of belangrijk was. Ik was ze eenvoudig tegengekomen, thuis in de boekenkast, en gaan lezen. Later bleken andere mensen hetzelfde verhaal te kunnen vertellen. Het is duidelijk: wat De avonden was voor de generatie van vlak na de oorlog, waren de Anathema's voor die van mij.
Maar wat is er dan zo speciaal aan die Anathema's? Essayisten genoeg in de beschaafde wereld, zou je zeggen.
Allereerst is er natuurlijk de rijkdom aan onderwerpen en ideeën die erin aan bod komen. Maar het is meer dan dit. Voor mij begon het, geloof ik, met de ontdekking dat je zo over gewone dingen kon schrijven, niet banaal en niet hoogdravend, niet gewoon en toch gewoon. De wereld, gezien door het geestesoog van Rudy Kousbroek lijkt sprekend op de onze, maar toch ziet hij er anders uit; minder vanzelfsprekend, meer als iets dat in elkaar is gezet door een dolle gek met lyrische invallen en vlagen van verstandsverbijstering, die onophoudelijk in de gaten gehouden moet worden. 't Zit hem in de manier waarop al het gewone, de hele chaos om ons heen van radiospelletjes, tijdschriften, stationsrestauraties, leestekens, auto's, televisie, kunstkritiek op de naden wordt blootgelegd, genummerd en geëtiketteerd, en vervolgens weer in elkaar gezet en van een betekenis voorzien, of beter gezegd een kleur. Betekenis is te specifiek, te droog en hoekig, te weinig betoverend. Dat begrip gaat meer op voor de Mythologieën van Roland Barthes, die ik later las, maar die mij toch niet helemaal konden bekoren. Bij Kousbroek is sprake van iets dat een kind op haar kinderklompen aanvoelt, ook al begrijpt het nog maar een fractie van wat er in feite allemaal wordt aangeroerd. Wat het wel aanvoelt is dat alles doortrokken is met associaties van geluk of verdriet, van het goede en het niet-goede, en dat de vloeibare grens tussen deze twee bepaalt waarom de wereld er zo uitziet en zo aanvoelt. Ook begrijpt het dat dingen mooi zijn omdat ze (althans tot op zekere hoogte) begrijpelijk, en lelijk omdat ze onbegrijpelijk zijn, en dat het begrijpelijk maken van dingen, hoe simpel of moeilijk ook, een bron van schoonheid is, zelfs als er uiteindelijk geen antwoord op gevonden kan worden. En dat het mysterie intact blijft, ook al wordt elk radertje onder de loep genomen, omen omgekeerd en verklaard. ‘Het schuldige gezicht van die hond. Hij begrijpt
niet waarom hij met zijn kop door het gat moet. Maar wij begrijpen het ook niet. Het gaat alle begrip te boven.’
Dirk Wiarda
Nog dit voorjaar zal van Rudy Kousbroek een omvangrijk boek verschijnen dat in zijn geheel als een antwoord aan Jeroen Brouwers opgevat zal kunnen worden: ‘Het Oost-Indisch kampsyndroom’. Onlangs verscheen echter het zevende deel van zijn reeks ‘Anathema's’ onder de titel ‘De onmogelijke liefde’, essays over bij uitstek gevoelige onderwerpen als dierenliefde, pornografie en fotografie. Naar aanleiding van ‘De onmogelijke liefde’ schrijft Mariëtte Haveman over de aantrekkingskracht die Kousbroeks essays altijd op haar hebben gehad.
Natuurlijk is ook het mysterie van Rudy Kousbroek, net als dat van Bruintje Beer of Mickey Mouse, of dat van de hond als engel op het omslag van De onmogelijke liefe, met het redelijke verstand niet te bevatten. Maar wij hebben geleerd dat dat ons niet hoeft te weerhouden er een gooi naar te doen.