Rotte en zieke karakters
De zwarte obsessies van Jim Thompson
De geboren moordenaar de ontsnapping (the getaway) door Jim Thompson Uitgever Bzztôh, beide f 19,90
R. Ferdinandusse
Achter de naam Jim Thompson staat vaak: the most neglected hardboiled writer. Dat is een kwestie van bekijken. Bij zijn leven was hij niet beroemd, vrijwel alle van zijn negenentwintig boeken verschenen meteen in pocket, het was pulp-fiction. Van zijn leven is ook niet veel bekend; af en toe staat er in een Amerikaanse krant een oproep van iemand die een biografie wil schrijven en contact zoekt met mensen die Thompson goed gekend hebben. Maar de vraag is ook of hij wel echt bij het hardboiled genre past, want dan wordt direct gedacht aan Hammett en Chandler, met hun eenzame helden die bloed, althans een beetje, vergieten om de rechtvaardigheid te dienen. Bij Jim Thompson gaat het ook wel hard toe maar moord is bij hem - de definitie is van Luc Sante - ‘een, zij het gedwongen, vreugdevolle bezigheid, net als het eten van potato-chips.’
Thompsons hoofdpersonen zijn meestal psychopaten; op het oog en in hun contact met anderen aangename figuren maar van binnen gedreven door een uitermate rot of ziek karakter. Een mooi voorbeeld is hulpsheriff Lou Ford, de hoofdpersoon uit - de titel zegt het al - The Killer Inside Me (1952). Moeilijk lekker te vertalen, het boek heet hier: De geboren moordenaar. In het kleine stadje waar Lou Ford werkt is hij een sigaren rokende populaire ouwehoer, die mensen graag overstelpt met redeneringen gebouwd op spreekwoorden en dat soms zo voortreffelijk doet dat er een treiterende dreiging van uitgaat. Hij kent zijn eigen moordzucht; het is, hij zegt het zelf, een ziekte die in hem zit en op onverwachte momenten wakker kan worden. Het stamt uiteraard uit zijn jeugd: gruwelijke dingen met zijn vader, diens huishoudster, zijn dode broer, dingen die gaandeweg als het verhaal zich ontrolt omhoog borrelen zonder dat ze expliciet worden. Lou Ford kan de wet ook wel een beetje naar zijn hand zetten, want hij leeft en werkt in een corrupt stadje, met een deels corrupt politiekorpsje (bij ons, zegt hij, ‘wordt de wet het meest verkracht in het gerechtsgebouw’). Ford moet - als De geboren moordenaar begint - een prostituée het stadje uitjagen, hij geeft haar en passant ook een rauw pak rammel, maar dan, ineens, valt hij voor haar en bezoekt haar dag na dag: ‘Het was alsof een wind over een bijna gedoofd vuur blies.’
Omslag van ‘A Hell of a Woman’, vormgegeven volgens de normen van de Amerikaanse pulp-fictie
Het is die obsessie (men zie ter vergelijking bijvoorbeeld: James M. Cain, De postbode belt altijd twee keer) die Jim Thompson kroont tot een keizer in dat andere genre, de roman noir. Lou Ford ziet in de prostituée de vrouw die aan het begin van zijn ziekte schuld heeft, zij draagt háár gezicht. Vanaf dat moment is er geen houden meer aan, de ene moord brengt de andere met zich mee. Elke keer als Lou Ford een misdaad lijkt te hebben toegedekt, steekt het wantrouwen in zijn directe omgeving de kop op en zit het plan voor de volgende moord alweer in zijn kop. Het sterke van The Killer Inside Me is de kracht waarmee het verhaal verteld wordt. Filmregisseur Stanley Kubrick (Thompson schreef voor hem twee films, The Killings en Paths of Glory) is mijn getuige: het boek is ‘probably the most chilling and believable firstperson story of a criminally warped mind I have ever encountered’.
Die geloofwaardigheid is er bij Thompson niet altijd. In A Hell of a Woman (1954, het werd in 1984 nog eens in pocket heruitgegeven, serie Black Lizard) belt een verkoper, Dolly Dillon, aan bij een huis. Achter het raam ziet hij even een jonge vrouw, maar een oude tang doet open, bekijkt zijn koopwaar, wil graag een dure, zilveren make up-doos en zij biedt hem, omdat ze geen geld heeft voor die doos, een uurtje met de jonge vrouw aan. De jonge vrouw kleedt zich uit, Dillon ziet op haar lichaam een striem van een zware stokslag, met nog een druppeltje bloed erop, en Dillon sluit haar in zijn armen, hij kan niet anders, dit is de vrouw aan wie hij zijn leven zal geven, dwars door ruiten en riemen. Wat volgt is een benauwende, zelfs spannende geschiedenis van diefstal, chantage en moord, met een mooi schizofreen slot, hard en dwingend opgeschreven - en tegelijkertijd zo onwaarschijnlijk overdreven, zo teruggedrongen in het noir, dat alleen een vakman als Thompson ermee weg kan. Ook bij deze Dillon stamt het van lang terug: verleid door zijn Engelse lerares, but, dear reader, it was a trap! Een harde les, pure noirtraditie, hoe mooier die wijven zijn hoe doortrapter, en hoe groter de moeilijkheden. (Maybe you don't see it right at the time, but, brother, you will.)