Een exemplarische landverrader
Een studie van Max Blokzijl
Max Blokzijl Stem van het nationaal-socialisme door René Kok Uitgever Sijthoff, 159 p., f 24,50
Jan Meyers
Waarom heeft Max Blokzijl zoveel meer aversie opgeroepen dan legio heel wat kwalijker landverraders? Dat is een van de vragen die René Kok wil beantwoorden in Max Blokzijl. Stem van het nationaal-socialisme.
Tijdens de bezetting was Blokzijl ambtenaar (hoofd afdeling Pers en Voorlichting van het departement voor Volksvoorlichting en Kunst), NSB-kopstuk (waarnemend hoofd afdeling Perszaken en Propaganda) en radiospreker. In de twee eerstgenoemde functies was hij een kleiner Fisch, door zijn radiopraatjes die een grote luisterdichtheid hadden werd hij een ‘bekende Nederlander’, bekend voornamelijk als de bonte hond. Op het beleid van de NSB heeft hij geen invloed gehad. De benaming ‘de Nederlandse Hans Fritsche’ ware beter geweest. Fritsches onbeduidendheid werd in het proces van Neurenberg met vrijspraak gehonoreerd. Een dergelijk geluk mocht Blokzijl niet smaken. In zijn laatste praatje voor de microfoon, op 5 mei 1945(!), beloofde hij zijn luisteraars terug te zullen komen. Nog geen jaar later ving hij op een ochtend in alle vroegte de door de Bijzondere Rechtspleging uitgestippelde reis aan waarvan geen terugkeer mogelijk was.
‘Moderne oorlogen worden niet alleen met de wapenen gevoerd, maar ook door propaganda,’ zei Max in zijn goede dagen. Hij wist donders goed waarmee hij bezig was: de Duitsers helpen de oorlog te winnen. Wat stond hem eigenlijk voor ogen? Hij sprak niet tot de aanhangers van de Nieuwe Orde, ook niet tot de tegenstanders; dezen hoefde hij niet meer te bekeren, bij genen lukte het niet, al sprak hij alle talen der mensen en der engelen. Zijn doelgroep was de grote hoop van de ‘helemaal-niksers’, de massa die als gevolg van wat Blom een ‘behoudende reflex’ heeft genoemd alleen maar op haar oude vertrouwde stramien wil voortborduren.
Blokzijls propaganda was slim en geraffineerd. Getuige de aandacht die Radio Oranje en de illegale pers aan hem besteedden vonden ze hem bloedgevaarlijk en ze bestookten hem met antipropaganda. Geen charlatan, maar een overtuigde nazi, zei L. de Jong van hem. Dat was hij zeker. Op de vooravond van zijn executie namen volgens mevrouw Blokzijl hij en Mussert afscheid van elkaar met de hitlergroet, naïeve padvinders van een politiek Atlantis.
In de jaren dertig had Blokzijl als correspondent van het Algemeen Handelsblad de opkomst van de nazi's van nabij meegemaakt en was hij van anti in pro veranderd. Het antisemitisme mocht bij hem de pret niet drukken, al was hij voor een kwart jood. Als het zo uitkwam gaf hij er in zijn praatjes onomwonden blijk van dat hij ook in dit opzicht een volbloed nazi was.
Voor alles was Blokzijl ijdel. Eigenlijk had hij nooit op de voorgrond kunnen treden: tweede man naast Pisuisse in zijn artiestentijd, als journalist voor de massa slechts ‘onze Berlijnse correspondent’. De Nieuwe Orde verschafte hem een podium en een bekendheid die hem als eerste politieke delinquent na de oorlog voor het vuurpeloton bracht. Minder dan de kogel zou de publieke opinie niet hebben geaccepteerd. Dat was het enige criterium voor de strafmaat. Later is die straf herhaaldelijk te zwaar genoemd. Gerelateerd aan het vonnis van vele anderen was dat ook zo, al kun je voor hetzelfde geld die andere straffen te licht noemen. Blokzijl had de pech dat hij zo vroeg werd berecht. De Bijzondere Rechtspleging werd soepeler naarmate de tijd verstreek en eindigde in veel gevallen in een lachertje. Terecht zegt Kok echter dat het geen toeval was dat Blokzijl meteen moest voorkomen. Hij was het slachtoffer van zijn naam.
Over Blokzijl is al veel geschreven. Een meer omvattende studie over hem hadden we nog niet. In die leemte heeft Kok willen voorzien. Dat heeft hij op heldere wijze gedaan. Voor een eventuele herdruk dit: Dolle Dinsdag was niet 4 maar 5 september 1944.
■