Plagerig
Het moet een wonderlijke verhouding geweest zijn die hij met haar had. Over de dingen van de geest die hem werkelijk interesseren valt met haar niet te praten en zelfs zijn boeken schijnt zij niet gelezen te hebben. Ergens schrijft hij: ‘Daarna werd ik met mijn ideeën alleen gelaten en met een uiterst handige, suikerzoete politiek werd vermeden mij onrustig te maken door er met me over te spreken. Zeker, voor deze bourgeoise is het het belangrijkste met iedereen in goede verstandhouding te leven en haar ideeën voor zich te houden in haar door zoveel haar beschermde hoofdje.’ De koosnaampjes die hij in verband met haar gebruikt, bonbon en geit, lijken veelzeggend, maar het zijn niettemin koosnaampjes. Uit de brieven, die over de dagelijkse beslommeringen en over kennissen en familie gaan, spreekt ook een grote genegenheid voor zijn vrouw, zij het vervat in vaak wat plagerige bewoordingen. Zij vertoefde veelvuldig voor haar gezondheid in kuuroorden en in die perioden werd dagelijks gecorrespondeerd.
Svevo was dertien jaar ouder dan Livia en hij houdt ervan om zich koket ‘de oude man’ te noemen en een amusant spel te spelen met zijn gevoelens van jaloezie, hoe echt die ook in werkelijkheid geweest mogen zijn. Hij schrijft bij voorbeeld: ‘Je gezicht is altijd te opgewekt als ik wegga en daar heb ik het niet zo op.’ En uit Frankrijk, als hij in een restaurant gegeten heeft: ‘Verrukt vroeg ik tot hoe lang men in die gelegenheid kon eten en ik kreeg ten antwoord: “Il n'y-a jamais de refus ici.” Ah! was dat bij mijn vrouw ook maar zo! Mits natuurlijk de verzoeken alleen van mij komen.’ Als hij, de man, overspel weet te vermijden, dan is dat een heroïsche daad; als de vrouw daarentegen trouw is, is dat slechts haar plicht: ‘Ik dank je daarvoor, ik ben je er erkentelijk voor, maar je zult begrijpen dat je niet het recht hebt je erop te beroemen.’ Een ander eeuwigdurend thema, men denke aan Zeno, is de ‘laatste sigaret’ die in welhaast elke brief weer wordt opgestoken. Het wordt een soort running gag waar zijn Livia op den duur wel wat vermoeid overheen zal hebben gelezen. En af en toe heeft hij schitterende bon mots. De mooiste vind ik: ‘In een van die cafés is zelfs een vrouwelijk orkest dat speelt op een manier die eens te meer bewijst dat vrouwen het onderling nooit eens zijn.’
Een gelukkig toeval wil dat een andere uitgeverij, Goossens, die al eerder Svevo's prachtige novelle De goede oude man en het mooie jonge meisje uitgaf, net dezer dagen een verhalenbundel van Svevo op de markt bracht: De moord in de via Belpoggio, en andere verhalen. Het is een mooie gelegenheid om als men nieuwsgierig geworden mocht zijn door het hierboven besproken boek nader kennis te maken met de schrijver Svevo. Hoewel de romans ongetwijfeld zijn belangrijkste werk zijn, herkent men in de verhalen toch ook voortdurend de hand van de meester.
■