Voorheen de koloniën
De Vietnam-oorlog en alles wat daarop volgde was een postkoloniaal proces. James Fenton beschreef de reizen die hij door Vietnam en aangrenzende landen maakte gedurende de oorlog en daarna. Zijn All the wrong places, adrift in the politics of Asia (Viking, f 57,25) is het resultaat, maar goed is het niet. Te veel ego, te weinig uitleg en de compositie niet goed in balans.
Zoals de oorlog in Vietnam veel trekken had van een burgeroorlog, zo ook die in Korea (1950-1953). Dat schrijven Jon Halliday en Bruce Cumings in Korea, the unknown war (Viking, import Penguin Books, f 65,65). De auteurs maakten oorspronkelijk een televisieserie voor Thames-TV in Engeland en bewerkten het materiaal tot een boek dat een uitstekende documentaire is, met simpele, genuanceerde tekst en veel foto's. Vooral de verwevenheid van binnen- en buitenlandse belangen in deze oorlog wordt eruit duidelijk.
Van hoog niveau en eenzame klasse is Bring Larks And Heroes (Penguin, f 22,95) van de Australiër Thomas Keneally, een historische roman die zich rond 1790 afspeelt in een Britse strafkolonie in, laten we zeggen, Australië. Prachtig en compact geschreven; intelligent, gevoelig en wijs van toon; spannend, erudiet en religieus-filosofisch overtuigend. Een zeldzaam boek van een briljant schrijver en denker.
De Britten in India zijn het favoriete onderwerp van een van de handigste en verstandigste journalisten van Engeland: Charles Allen. Behalve een voortreffelijk interviewer die Britse kolonialen treffend doorzaagt over hun manier van leven daarginder, schrijft hij ook historische studies. Nieuw is The Soldier of the Company, life of an Indian Ensign 1833-43 (Michael Joseph, f 70,-). Het boek is een ingekorte en toegelichte uitgave van het dagboek van een jong officier in Brits-Indië; het is interessant en het ziet er bovendien prachtig uit.
Er is een groeiende belangstelling voor het lot van inheemse en uitheemse vrouwen in de koloniën. Daar sluit Below the Peacock Fan, First Ladies of the Raj fraai op aan. Marian Fowler beschrijft in een goed toegankelijke historische studie de levens van Emily Eden, Charlotte Canning, Edith Lytton en Mary Curzon. Al deze dames waren door bloed of huwelijk geparenteerd aan gouverneurs-generaal van Brits-Indië. De studie van Fowler laat het verschil zien met de bevindingen van Jane Gelman Taylor die in Smeltkroes Batavia de dames van de Nederlands-Indische gouverneurs-generaal onder handen nam. Verschil nummer een: die van de Engelsen waren altijd blank. Die van de Nederlands-Indische meest kleurling. (Penguin Books, f 25,50)
Dezer dagen verschijnt bij uitgeverij Van Wijnen te Franeker onder de titel In deze halve gevangenis het oorlogsdagboek van Leo Jansen, een hoge ambtenaar en collaborateur van de Japanners op Java (f 42,50), We komen er in VN op terug, maar dat duurt nog even. Maar de lezer kan alvast noteren dat dit een heel bijzonder boek is, vol openhartig racisme en met lange redeneringen over de vraag of blanken superieur zijn. Daarnaast biedt het een diepe blik in de ziel van een man die zichzelf niet vindt deugen. En daarnaast weer is het een rijke documentaire over dagelijks leven in bezet Indië.
En dan twee hier ten onrechte nooit eerder genoemde titels. De eerste is Ambon of Belanda, een studie over de Molukkers in Woerden. De plaats Woerden was de enige gemeente in Nederland waar Molukkers na opheffing van het tijdelijke kamp niet in een woonoord bij elkaar werden geplaatst, maar zich verspreidden over de gemeente. Nico van Wijk schreef hun geschiedenis, en iedere bestudeerder van gettoproblematiek moet die lezen. Het boek is uitgave nummer 19 van het Centrum Onderzoek Maatschappelijke Tegenstellingen. (Bestellen: 071-273845. f 17,50)
De grootste schande van de rubriek Voorheen de koloniën die deze week in deze vorm voor het laatst verschijnt is de verwaarlozing van Deel 2 van De Koninklijke Marine in de Tweede Wereldoorlog van dr. Ph.M. Bosscher. Hoewel nog niet lang geleden gepubliceerd, geldt De Koninklijke Marine in oorlogstijd al als het standaardwerk over de vraag waarom de marine in Indië moest falen. Tekort aan materiaal, helaas veel matig bruikbare en onbruikbare officieren, tekort aan oorlogservaring en ook veel ‘kleinmenselijks en beschamends’ zoals Bosscher met spijt constateert. Hij oordeelt genuanceerd over omstreden vragen, met name waar het admiraal Helfrich aangaat, en zijn oordeel over de slag op de Javazee is niet alleen nieuw, maar ook onontkoombaar triest. Het siert de marine - Bosscher is kapitein-luitenant ter zee - dat ze haar mensen tijd en vrijheid geeft zo diepgaand en kritisch over haar eigen geschiedenis te schrijven (Van Wijnen, voorheen Wever, Franeker, f 79,50). Met wie zouden we deze rubriek beter kunnen afsluiten dan met de Indonesische romanschrijver Pramoedya Ananta Toer? Hij is niet alleen de beroemdste, maar ook de meest erudiete auteur die vanuit het Indonesisch in het Nederlands is vertaald, hij heeft bovendien zojuist zijn magnum opus gepubliceerd. Deel vier van zijn tetralogie over het kolonialisme in de eerste twee decennia van deze eeuw is verschenen: Het glazen huis. Wie het boek openslaat, ziet vanaf de eerste zin dat Pramoedya nu ook zijn vorm in de roman heeft gevonden. Lieten de eerste drie delen compositorisch soms te wensen over en excelleerde hij vooral in het korte verhaal, met dit deel vier is alle twijfel verdwenen. De intrige is even simpel als gruwelijk: Jacques Pangemanant krijgt als ‘inlands’ politieman opdracht de opstandige politieke leider, de Javaan Minke, het leven onmogelijk te maken en de
nationalistische beweging te vernietigen. Van een landgenoot in koloniale dienst verwordt hij tot een collaborateur van het intimiderende Nederlands-imperialistisch regime. Zo verandert de politiek een mens van karakter. De vertaling van Henk Maier laat, voor zover de buitenlander dat beoordelen kan, niets te wensen over (Wereldvenster/Manus Amici/Novib, f 29,50). De Indonesische regering heeft verkoop van het boek inmiddels verboden. Een treuriger parallel aan het einde van deze rubriek over kolonialisme en postkolonialisme had alleen Pramoedya zelf kunnen verzinnen.
TESSEL POLLMANN