Snakken naar iets broeierigs
Richard Ford over sport als een bron van taal
Rudi Wester
Pas als de Amsterdamse grachtenfolklore van aanhoudend claxonneren hem het spreken onmogelijk maakt, lichten de ogen van Richard Ford kwaadaardig op. ‘Ik zou graag naar buiten gaan en eens een hartig woordje met hen spreken.’ Gezien zijn reputatie van gewelddadige reacties, veronderstel ik rellerig dat hij er liever op wil slaan. ‘Nee,’ corrigeert hij mild, ‘ik zei: een woordje spreken.’ Hoe hij aan die reputatie komt, is hem een raadsel. Is De sportschrijver, de roman waardoor hij in Amerika en ver daarbuiten bekend werd, soms een gewelddadige roman, vraagt hij zich retorisch af. Zeker, er gebeuren twee à drie hardhandige dingen en er komt een zelfmoord in voor, ‘maar dat is niet typisch voor het boek. Als er iemand in jouw omgeving doodgaat, zeg je toch ook niet dat je leven getypeerd wordt door de dood?’ Om er meteen somber aan toe te voegen dat een van zijn grootvaders zelfmoord gepleegd heeft toen hij zijn boerderij met gokken verloren had. Zo blijft er toch nog iets van de dreigende mythe van Richard Ford overeind. ‘Sport is altijd een goede afleiding als het leven niet te harden is,’ constateert Frank Bascombe, de achtendertigjarige sportschrijver uit de gelijknamige roman, die ondanks de tegenslagen die hem treffen, toch het gevoel wil houden dat alles nog mogelijk is. Een aardige en tegelijk irritante man, die Frank Bascombe. Pijnlijk nauwkeurig ontleed door Richard Ford in zijn pogingen zich staande te houden. Hij is gescheiden, wat niet zozeer de bedoeling was. Hij heeft een van zijn drie kinderen verloren, wat nog minder de bedoeling was. En met zijn vriendinnen loopt het ook niet helemaal zoals hij wil, zijn laatste vlam Vicki slaat hem zelfs tegen de grond. Opgewekt doet Frank Bascombe zijn levensverhaal, ‘maar er zijn stukjes leven die zich niet naar het standpunt van een sportverslaggever willen
voegen.’ Zoals het interview met de invalide ex-footballspeler Herb (‘Ik dacht aan een actueel portret van Herb Wallagher. Herb. Hoe gaat 't u met hem, wat heeft hij voor plannen, zit 't hem een beetje mee?’) dat grandioos mislukt omdat ze volledig langs elkaar heen praten. Of de avond die zijn vriend Walter, mede-lid van de Club van Gescheiden Mannen, bij hem doorbrengt voordat hij zelfmoord pleegt. Frank wil niet luisteren naarde signalen die zijn vriend uitzendt, hij wil rust en afstand. Wat dat betreft is Frank een duidelijk alter ego van de schrijver zelf.
Richard Ford
BERT NIENHUIS
Ford: ‘Mensen van wie ik hou of van wie ik wil houden, hebben het niet over hun rampen. Ik wil geen klachten horen. Ik wil wel helpen als mensen zeggen dat ze er niet uitkomen, maar ze mogen niet klagen als bewijs dat ze leven. Ze kunnen veel meer bewijzen door met een glimlach op hun gezicht naar mijn huis te komen. Dat is precies waarom Frank Walter zo haat. Hij komt te dicht bij hem met zijn geklaag. Als ik ongelukkig ben, wil ik dat met niemand delen.’ Streng licht Ford toe waar de roman volgens hem over gaat. Over passie, als je het tenminste opvat als iets waarvan je voelt dat je het wilt hebben of wilt zijn. Maar niet over geweld en niet over vervreemding: ‘De sportschrijver is helemaal niet vervreemd van zijn gevoelens. Hij probeert alleen zichzelf elke dag wat gelukkiger te maken. Daar gaat het hele boek over. Soms slaagt hij er niet in, maar dat is de kwestie van het halfvolle of halflege glas.’
Aan het eind van de roman maakt Frank Bascombe een soort balans op van zijn leven. De gebeurtenissen hebben zijn ogen geopend voor het feit dat hij verantwoordelijkheden heeft, maar wat hij daarmee moet, weet hij ook niet precies. Alleen, hij heeft nu andere woorden voor wat hij ziet en verwerkt. Ford: ‘Een van de redenen waarom de sport centraal staat in dit boek is, dat het eigenlijk vooral over taal gaat. Over hoe wij proberen met taal onze diepste emoties uit te drukken. En Amerika drukt zich vooral uit via sport. Maar Frank, omdat hij sportjournalist is, weet dat die taal zowel inadequaat is als ook dat we geen andere keus hebben dan deze te gebruiken. Dus sport moet in de roman niet metaforisch gezien worden, maar letterlijk: als een bron van taal.’
Richard Ford drukt zichzelf uit met een onmiskenbaar zuidelijke tongval. Hij is geboren in Mississippi, maar bleef daarna nooit langer dan twee à drie jaar op dezelfde plaats. Nu woont hij met zijn vrouw Kristina, met wie hij al vijfentwintig jaar getrouwd is (‘Nee, geen kinderen. Je verbruikt je leven met hun zorgjes. Ik moet mijn eigen leven kunnen leiden’) in Montana, de grensstaat met Canada. In december 1967, na een mislukt rechtenstudie, besloot hij schrijver te worden. ‘Ik kom uit een arbeidersgezin, dus moet je altijd bedenken wat je gaat doen. Niks rondhangen of zo. Je moet beslissen. Dus, per ongeluk of geluk, dacht ik dat het enige wat ik leuk gevonden had en wat ook enige verdienste had, was: verhalen schrijven. Wat in mijn familie hetzelfde was als doodgaan aan hysterie. Maar toen ik eenmaal die beslissing genomen had, zag ik dat het goed was. En toen besloot ik met Kristina te trouwen. Meer belangrijke beslissingen heb ik in mijn leven niet nodig gehad. Alles wat me sindsdien is overkomen, kwam voort uit die twee beslissingen: schrijven en trouwen.’
Met hand en tand verdedigt hij zijn vrijheid, het leven zo in te richten als hij wil. Weggaan van een plek die hem niet bevalt. Weigeren om met mensen om te gaan. ‘In Amerika hoor ik de hele tijd dat ik zo defensief ben. Maar er zijn ook veel dingen die ik wil verdedigen. Mijn werk, dat heilig is. Mijn dag, die ik zo goed mogelijk wil gebruiken. Dat verdedig ik tegen mensen die mij in de weg lopen. Het leven moet niet jou bepalen, maar omgekeerd. Er zijn natuurlijk graden van controle. Ik denk dat ik literatuur schrijf die het leven probeert te beheersen of die de illusie probeert te creëren van iemand die het leven onder controle heeft.’ Illusies, mysteries: die moeten blijven. Mogelijkheden openlaten. Richard Ford verhaalt monkelend hoe vaak hij vliegtuigen heeft zien opstijgen terwijl hij zat te drinken, zich te laat realiserend dat het zijn vliegtuig was met al zijn bagage erin. Een horloge draag hij niet, anderen moeten hem maar waarschuwen. Een romanticus eigenlijk, die met zijn verhalen het ruige Amerika weer doet opleven waar alles kan en alles mogelijk is. Daarom moeten mensen zich niet hechten, maar open blijven staan voor wat Richard Ford de ‘mysteries van het leven’ noemt: ‘De mogelijkheid tot passie en romantiek, de mogelijkheid dat je geïnteresseerd raakt in dingen waarvan je nooit gedacht had dat je je ervoor zou interesseren, de kans dat een vrouw die je nog nooit ontmoet hebt met je gaat zitten praten. Al die dingen. De gewone doorsnee-dingen. Gewoon het mysterie dat er aan het eind iets gebeurt wat je aan het begin niet wist.’