Brieven
In haar rubriek Ter zake in VN's Boekenbijlage van 26 november signaleert Diny Schouten twee gevallen van auteursrecht-ontduiking, bij toeval ontdekt op de boekenafdeling van de Hema. In één geval gaat het om een voorwoord van Martin Koomen in een speciaal door Loeb voor de Hema vervaardigde Sherlock Holmes-uitgave waarvoor aan Koomen geen licentierechten zouden zijn betaald. Peter Loeb deelt Diny Schouten desgevraagd mee dat hij Koomen destijds f 1500,- of f 2000,- heeft betaald - ‘dat herinner ik me niet meer precies’ - en suggereert dit bedrag royaal genoeg te achten. In feite heeft Koomen echter aan die eerste transactie niet meer dan f 750,- overgehouden; ik weet dit zo zeker omdat ik als literair agent een bemiddelende rol heb gespeeld bij de totstandkoming van de overeenkomst tussen Loeb en Koomen in 1982. Voor mijn aandeel daarin kwam ik met Koomen een bedrag overeen van f 250,- zodat een simpel rekensommetje leert dat ik van Loeb in totaal f 1000,- ontving, waarvan dus driekwart voor de auteur was bestemd. Door hogere bedragen te noemen lijkt Loeb weliswaar minder krenterig dan Bzztôh (die niet meer dan f 100,- wilde uittrekken voor een voorwoord van Maarten 't Hart, aldus Loeb), maar hij stelt mij daarmee tevens en ten onrechte in een dubieus daglicht tegenover de auteur: ik daag Loeb dan ook uit te bewijzen dat hij mij in 1982 meer dan f 1.000,- heeft betaald. Overigens zouden behalve aan de Hema ook bezoeken aan de Bruna-winkels, de Boekenclub-showrooms en de witte-ramsjboekwinkels zeer lonend voor auteurs, vertalers en schrijvers van voorwoorden kunnen zijn. In Engeland en Amerika doen litaire agenten dagelijks een dergelijke ronde. De noodzaak hiervan begint in Nederland eindelijk heel langzaam door te dringen.
Amsterdam
Erik Lankester