Parfum in première
Musea in het nieuwe Amerika zijn niet langer stoffige tempels. De deuren zijn wagenwijd opengezet voor de commercie (lees: schone schijn). Het pas geopende National Museum of Women in the Arts in Washington valt eerder op door zijn architectuur en faciliteiten dan door de kwaliteit van de collectie. De feestzaal is groter dan de ruimte voor de kunst. Er kunnen meer dan vijfhonderd gasten tegelijk in het museum dineren. Er wordt voortdurend gebroed op manifestaties waarin, zoals het wordt genoemd, ‘het commerciële en het museale harmonisch samengaan’. Zo heeft modehuis Givenchy er een nieuw parfum in première laten gaan, een gebeurtenis die door de museumstaf werd begeleid met een tentoonstelling over de ontwerpen van de couturier. Als er maar veel bezoekers komen. ‘Eerst worden de drempels geëgaliseerd en daarna in één moeite door de kunst zelf,’ schrijft Van den Brink somber. ‘De werving die moest attenderen op alles van waarde binnen de muren van het museum, vervangt die waarde en laat zich zelf in het museum bewonderen.’
Andy Warhol
‘Fake it! Fake it!’ luidt Diana Vreelands motto, want ‘de werkelijkheid is wat je wilt dat die is’. De voormalige damesbladenredactrice leidt de kostuumafdeling van het Metropolitan Museum in New York. Met haar connecties in de modewereld weet zij tonnen sponsorgeld los te krijgen. Wat de produktie van auto's voor de jaren zestig was en de produktie van computers voor de jaren zeventig is de mode-industrie voor dit decennium: een tak van bedrijvigheid met gigantische omzetten en winsten. Van den Brink: ‘De namen van de modemandarijnen vormen een nog enigszins betaalbare schakel tussen het leven van gewone mensen en de stijl die hoort bij rijk en beroemd. Een andere verklaring is er niet voor hun succes.’
Vreelands motto had ook dat van de mijnwerkerszoon Andrew Warhola, beter bekend als Andy Warhol, kunnen zijn. Van den Brink schetst diens bluf- en imitatiecarrière, geeft en passant bewonderaar Wim Beeren er van langs en moet tot de treurige slotsom komen dat hij de meest invloedrijke kunstenaar van deze tijd is - niet door de stijl van zijn werk, ‘als er al zoiets bestond’, maar door zijn opvattingen omtrent het kunstenaarschap. Dat beamen ook jonge toonaangevende schilders als Ronnie - ‘Art is the rock “n” roll of the eighties’ - Cutrone en Mark Kostabi van Mark Kostabi Inc. ‘Andy wilde alleen maar reflecteren, een spiegel zijn. Geen visie ergens aan toevoegen, geen moraal. Daarom is hij ook zo'n groot kunstenaar geworden. Hij was niet elitair,’ zei Cutrone tegen Van den Brink en merkte op dat zo'n man als Van Gogh het in het New York van vandaag nooit had gered. Kostabi wiens (niet zelf vervaardigde) werk door onder anderen Sylvester Stallone wordt verzameld, zegt over Warhol: ‘Ik zet zijn werk voort, maar op een nieuwe wijze.’ Net als Warhol is Kostabi tevens acteur. ‘Maar wanneer hij in een reclamefilmpje optrad, was het altijd in een zwijgende rol, terwijl ik spreek. Beiden zeggen we niks, maar ik gebruik er woorden bij.’
Het middelpunt van dit exclusieve glitterfeest van de jaren tachtig blijft toch de president zelf. Die vriendelijke, maar onbekwame man, ‘wandelend en wuivend op weg naar een wentelwiek’. De man die van elke lastige vraag werd afgeschermd, bijvoorbeeld met behulp van de engine drown out technique, zoals journalisten het noemen. Zodra Reagan in de deuropening van het Witte Huis verschijnt, moet de piloot de motor starten. Daardoor lukt het de verslaggevers niet of nauwelijks hun vragen boven het geronk uit te schreeuwen. Reagan hoort hen niet, of doet alsof hij hen niet hoort. Maar het land ziet hem 's avonds op tv wèl lopen en glimlachen en van het geronk horen ze niets, want dat is weggedraaid. Het oogt open en toegankelijk, maar dat is het niet. Zijn adviseurs zitten er niet mee. Alleen beelden tellen, is hun redenering. En zij creëerden ‘een televisiepresidentschap dat steeds gewiekster inspeelde op een cultuur die al jaren bezig was het gedrukte woord te vervangen door het eendimensionale beeld’.
‘That shining city on the hill,’ noemde Reagan de Amerikaanse samenleving bij herhaling. Het is een citaat, maar zoals zo vaak bij Reagan, een citaat dat niet klopt. ‘Shining’ hoort er niet in. Van den Brink: ‘Het woord “glanzend” is een veelzeggende toevoeging uit de jaren tachtig, uit Ronald Reagans tijdperk waarin schijn het wezen werd van de publieke moraal.’
Boven de grond in Washington en New York is een verontrustend, maar zeer gaaf geschreven boekje. Daardoor lees je het met zowel grimmige instemming als groot genoegen.
■