Keuzeprobleem
Sinds vrouwen in toenemende mate de arbeidsmarkt zijn opgegaan, is hun leven er niet eenvoudiger op geworden. Dat is het thema van de oratie waarmee Christien Brinkgreve onlangs haar ambt als hoogleraar Vrouwenstudies in Nijmegen aanvaardde. Deze oratie getiteld De belasting van de bevrijding is nu in een klein boekje verschenen bij uitgeverij Sun (38 p., f 9,50). Zij heeft het over vrouwen van globaal tussen de vijfendertig en vijfenveertig jaar, oud genoeg om nog een traditionele opvoeding (althans een traditioneel voorbeeld van hun eigen moeder) meegekregen te hebben en jong genoeg om de les uit de tweede feministische golf geleerd te hebben. Deze les was duidelijk in wat er afgewezen werd: huisvrouw zijn en thuis zitten achter de theepot met de kinderen, maar minder duidelijk in hoe het dan wél moest. Wat werd het nieuwe ideaalbeeld, de niet-moeder, de werkende vrouw, de androgyne mens, de carrière-vrouw, de lesbische vrouw, de ongebonden vrouw? Kinderen vormen het scharnierpunt in de reeks van keuzen die vrouwen moeten maken in de loop van hun leven, zoveel is wel duidelijk, en het is te makkelijk om te zeggen dat als vrouwen maar eenmaal baantjes hebben, het wel in orde is met de emancipatie. Kinderen laten zich nu eenmaal niet soepel combineren met een carrière waar hard aan gewerkt moet worden; zelfs als de kinderopvang tot in de puntjes geregeld zou zijn met op elke hoek van de straat een crèche, dan nog zouden vrouwen heen en weer geslingerd worden tussen de aantrekkelijkheid van een baantje en de aantrekkelijkheid van het je althans voor een deel van de tijd bezighouden met je eigen kinderen (die je uiteindelijk niet genomen hebt om ze nooit mee te maken in hun dagelijkse dingetjes). Brinkgreve geeft een goed overzicht van de stand van zaken in het onderzoek en de theorievorming op dit gebied en gaat daarbij vooral in op de machtsverschillen tussen de seksen die ervoor zorgen dat dit
(keuze)probleem wél voor vrouwen maar bijna nooit voor mannen geldt. Helaas is ze niet erg uitgesproken in haar ideeën over hoe deze situatie ten goede gekeerd kan worden. Ze is zo ‘gematigd en redelijk’ in haar analyse - op het eind van haar betoog gaat ze zelfs zo ver te stellen dat ‘het maar de vraag is of de verkleining van de machtsverschillen nu direct zal leiden tot een vergroting van het geluk of een vermindering van de problemen’ - dat je je afvraagt waar ze het allemaal voor doet (die vrouwenstudies, bedoel ik). Niet dat ik het niet met haar eens ben, integendeel, het lijkt me perfect geanalyseerd, alleen verwacht je van een hoogleraar vrouwenstudies op de een of andere manier een wat fanatiekere stellingname en aanwijzingen voor welke richting het op moet. Het door haar genoemde punt van het ‘verder onderzoek’ waar deze oratie aanknopingspunten voor zou moeten bieden, vind ik dan al met al wat magertjes.
BR