Uitstel van deportatie
De levensgeschiedenissen van Duitse joden in Nederland
Anne Frank war nicht allein Lebensgeschichten deutscher Juden in den Niederlanden door Volker Jacob en Annet van der Voort Uitgever J.H.W. Dietz, 256 p., f 29,50
David Barnouw
‘Ik ben er vast van overtuigd, dat ik een “goede” Duitser zou zijn geworden, als men mij niet op een dag wegens mijn joodse afkomst tot niet-gewenst persoon verklaard zou hebben.’
Naast hun Duitse afkomst hebben de personen die in dit boek hun levensverhaal vertellen slechts één ding gemeen: hun jood-zijn en daarmee het dodelijke gevaar dat zij met name na 1933 liepen. Vijftig joodse vluchtelingen die in Nederland terechtkwamen werd door de samensteller van Anne Frank war nicht allein naar hun verleden gevraagd; een dertigtal daarvan is in dit boek opgenomen.
Het zijn stuk voor stuk verhalen die een heel boek zouden kunnen vullen, maar juist het opnemen van meerdere verhalen laat zien dat de geschiedenis een optelsom van zeer verschillende belevenissen is.
Het jood-zijn werd ook in Duitsland door iedereen anders beleefd en ingevuld. Hans uit Thüringen vertelt dat hij als dertienjarige jongen heftig protesteerde tegen het voorstel van een rabbijn om in diens voetsporen te treden, omdat hij dan geen Thüringer Bratwurst meer zou mogen eten. Maar geassimileerd of niet, liberaal of orthodox; voor de nazi's maakte dat geen verschil.
Toch is het antisemitisme, vanaf 1933 in Duitsland als partij- en staatsdoctrine gelegaliseerd, via de geregisseerde Kristallnacht van 1938 tot de Endlösung leidend, door alle geïnterviewden verschillend ervaren.
Op de ene school werden joodse kinderen zo gepest en getreiterd dat ze de school verlieten. Op de andere school drukte de directeur, ook na 1933, het antisemitisme de kop in. Renate, afkomstig uit Bielefeld, merkt op dat in haar geval de meeste kinderen aparte uren ‘nationaal-socialisme’ kregen, terwijl zij op zaterdag naar de synagoge moest om joodse geschiedenis en Hebreeuws te leren. Daarnaast noemt ze ook nog haar afgunst op de mooie uniformen van de Bund Deutscher Mädel.
En Herman, wonend aan de Nederlandse grens, die in 1933 tijdens de anti-joods boycotacties leden van SA ziet posten voor de zaak van zijn vader. Een van hen, die hij van zijn voetbalclub kent, vraagt hem zachtjes of hij de volgende dag toch wel komt mee voetballen.
En de vader van Gert, uit Berlijn, ‘zou graag zelf nationaal-socialist zijn geworden, als men hem het maar had toegestaan.’
Een deel van de ouders is ‘sóóóó deutsch’, dat ze het gewoonweg niet kunnen geloven dat ze Duitsland beter kunnen verlaten. Sommigen komen in 1933 wel tot die conclusie, dan is het nog mogelijk met (een deel van) de bezittingen te emigreren en sommigen worden ertoe gedwongen na november 1938. Vaders werden tijdens de Kristallnacht gearresteerd en kwamen pas vrij als ze al hun bezittingen afstonden en hun emigratie geregeld hadden. Hoe later men emigreerde, hoe meer men uitgeplunderd werd én hoe moeilijker het werd een land te vinden dat nog joden op wilde nemen.