Amerikaans stof
Brautigans verloren Arcadië
Dat de wind er geen vat op krijgt door Richard Brautigan Vertaling Graa Boomsma Uitgever Bert Bakker. 107 p., f 27,90
Eric Gobbers
Richard Brautigan pleegde in 1984 zelfmoord door zich net als zijn literaire idool Emest Hemingway een paar kogels door het hoofd te jagen. Zijn laatste boek was nog niet klaar, zodat So the Wind Won't Blow It All away uit 1982 de afsluiting is geworden van een oeuvre dat zeer ongelijk is van kwaliteit. Brautigans grootste vijand was een overvloed aan jongensachtige grappenmakerij die zijn boeken veel oppervlakkiger en onbelangrijker deed lijken dan ze in werkelijkheid waren. Maar net als bij grote clowns en komieken werd uit een heel tragisch vaatje getapt.
Het boek wordt in stukken verdeeld door een steeds terugkerende bezwering: dat de wind er geen vat op krijgt. Stof... Amerikaans... stof. Dit stof is de neerslag van een mythisch Amerika nel na WO II zoals het wordt beschreven door de vierenveertigjarige verteller die tergend langzaam naar een dramatisch hoogtepunt in zijn jeugd toewerkt, waarna de betovering van zijn kindertijd voorgoed voorbij zal zijn. Brautigan weet zeer goed een elegische toon aan te slaan vol van spijt over een vreemdsoortig verloren Arcadië. Het twaalfjarige kind waarover verteld wordt beweegt zich aan de rand van de maatschappij. Zijn familie leeft van bijstand en verhuist van de ene schamele woning naar de andere. Een vader is er niet en de moeder tolereert het kind, verder niet. Het kind is een toeschouwer, hij luistert goed naar de oude marginale mensen, zijn interesse voor de dood zou morbide zijn als ze niet zo nauw aan verwondering verwant was.
Door het nauwgezet manipuleren van tijdsniveaus (de naderende fatale dag, de periode ervoor die door het besef van het naderende noodlot donker getint is, het nu waarin een verteller van middelbare leeftijd de film van dat deel van zijn leven waarin alles besloten lag tergend langzaam afspeelt) ontstaat een duizelingwekkend effect, waardoor gesuggereerd wordt dat er een kern van waarheid bereikt zal worden. Maar net als in de droom van David, het vriendje dat door de protagonist op de fatale dag zal worden doodgeschoten, waarin een soort essentiële waarheid steeds net niet zichtbaar wordt, is die ultieme betekenis er niet.
Het hele boek baadt in een dromerige (wat iets anders is dan zweverige) atmosfeer die perfect weergeeft hoe een kind dat gedoemd is om als een artiest op te groeien de wereld bekijkt als een wezen met het allereerste paar ogen. Een goed voorbeeld hiervan is het hilarische beeld van een man en een vrouw die elke avond komen vissen aan een meer en dan elke keer hun zitkamer meebrengen achter op de truck. Ze zitten daar dan in de open lucht bij valavond te vissen in een gemakkelijke fauteuil, bijgelicht door olielampen. Voor de jongen is dit echter niet lachwekkend, maar mysterieus.
Richard Brautigan heeft met Dat de wind er geen vat op krijgt een prachtig portret van de schrijver als kind geschreven en zo een belangrijke bijdrage geleverd aan de geschiedschrijving van het niet te klasseren individu, dat zeer zelden opgewassen is tegen de wonderen vernietigende geschiedenis. De paradox die zich bij een schrijver als Brautigan aandient en die een centraal en tragisch gegeven van de Amerikaanse literatuur is, bestaat erin dat het literaire meesterwerk aan dezelfde bron ontspringt als de zelfdestructie van hem die het in zich had.
■