Popdiversiteit
Sport, theater, literatuur, televisie - alles wat ons lering en vermaak kan bieden wordt tegenwoordig gezegend met een zogeheten jaarboek. Onlangs verscheen Popjaar 88-89 (Uitgeverij Luitingh, 208 p. f 24,90), als eerste deel in wat uiteindelijk een serie popjaarboeken moet worden. Nu moet gezegd worden dat het door de popjournalisten Alfred Bos, Tom Engelshoven en Stan Rijven samengestelde Popjaar 88-89 wel degelijk in een behoefte voorziet. Acid, rap, house, speedmetal, hiphop: nog niet eerder in de geschiedenis van de popmuziek hebben zich zoveel stromingen en strominkjes aangediend als in de laatste jaren. Er valt in het oerwoud van nieuwe muziekstijlen geen heersende trend te ontdekken, de ontwikkelingen zijn zo divers dat een verhelderende inventarisatie broodnodig is.
In Popjaar 88-89 zijn negenentwintig artikelen te vinden die voor het grootste deel eerder in dag- of weekblad zijn gepubliceerd. Niet alleen biedt het boek daarmee zicht op de laatste ontwikkelingen in de popmuziek maar ook op het reilen en zeilen van de popjournalistiek in Nederland. Na het verscheiden van het ‘moderne maandblad’ Vinyl moest de popliefhebber het maar weer doen met Oor, en zoals bekend publiceert dit tijdschrift liever het zoveelste interview met Eric Clapton of Sting dan dat er wordt gezocht naar de in garages of aula's van kunstacademies verstopte bandjes met nieuwe muziek en nieuwe ideeen. Popjaar 88-89 doet zowel recht aan de oudgedienden als aan de jongste lichting muzikanten. Gelukkig besteedt het jaarboek net zoveel aandacht aan Michael Jackson als aan allernieuwste rap-artiesten. Ook is bijvoorbeeld de hoogstfascinerende Afrikaanse popmuziek net zo prominent vertegenwoordigd als de mechanisch zingende sekspopjes uit de videoclip-industrie. En natuurlijk mag de overrompelende wereldtournee van Prince niet ontbreken in een boek als dit; Alfred Bos schreef een mooi verslag over de zegetocht van His Royal Badness door Nederland. Van Pieter Franssen is een artikel over de spraakmakende acid-music opgenomen. Acid is de transcenderende dansmuziek die hoogtij viert in de Europese discotheken, en met de opkomst van acid wordt de traditie voortgezet dat drugs en pop onverbrekelijk bij elkaar horen. Zonder gebruik van de genotspil ecstasy zou de monotone acid-muziek het aanhoren immers nauwelijks waard zijn.
Tussen al die artikelen over trends, succes en concurrentie is het interview met de achttienjarige Nederlandse saxofoniste Candy Dulfer een verademing. Met haar groep Funky Stuff heeft ze nog nooit een plaat gemaakt, maar beroemd is ze wel, al is het ‘Candy D.’ (zoals Prince haar tijdens zijn concert in Rotterdam noemde) helemaal niet te doen om roem. ‘Ik zou liever minder beroemd willen zijn dan meer. Ik word af en toe herkend en dat is misschien wel leuk, maar ik zou het vreselijk vinden om een landelijke beroemdheid te zijn. En wereldberoemd al helemaal niet. Wat je dan meemaakt is slecht voor je creativiteit en je persoonlijkheid. Je wordt dan in een bepaalde richting-geduwd, men heeft verwachtingen van je.’
Behalve interviews en overzichtsartikelen bevat Popjaar 88-89 onder andere korte recensies van de belangrijkste platen van de laatste anderhalf jaar en wordt Nico, de legendarische zangeres van de Velvet Underground, herdacht door het laatste gesprek dat ze met een Nederlandse journalist had in dit jaarboek te herdrukken.
JZ