Een smeltkroes van virtuositeit en meligheid
Acrobatische gedichten van Joost Zwagerman
De ziekte van jij door Joost Zwagerman Uitgever De Arbeiderspers, 39 p., f 25,-
Rob Schouten
Van Schubert is bekend dat hij op jeugdige leeftijd al onsterfelijke liederen schreef, terwijl hij van het symfonische werk nog niet veel bakte. Het talent van de jeugd is niet altijd evenwichtig opgebouwd. Schrijver Joost Zwagerman, miraculeus genoeg nog steeds maar vierentwintig en al vier titels achter zijn naam, distribueert zijn talenten (tegen de gewoonte van debutanten in) zorgeloos over proza en poëzie tegelijk. Waar zijn verhalen weliswaar eigenaardig maar toch stevig in het pak zitten, daar zwerft hij nog rond in de poëzie. Hoe komt dat? Te veel in de dichtkunst om zich over op te winden en tegen af te zetten? Zijn eerste bundel. Langs de doofpot geheten, noemde hij een plaatsbepaling. Die plaats is dan vooral heel ergens anders dan daar waar hij, en hij niet alleen, de vigerende poëzieopvatting ziet. In zekere zin vormt Zwagermans doofpot een illustratie bij zijn geruchtmakende essay ‘Het juk van het grote niets’. Niet alleen in theorie, ook in zijn eigen dichtpraktijk zet hij zich af tegen alles wat naar ingetogen stilte riekt, naar te grote beschouwelijkheid. Het kost geen enkele moeite karakteristieke regels uit die bundel te lichten: ‘Onthechting is een lekker wijf bij wie / de daad bij het woord zich hult in niet-bestaan. / Maar poëzie is taal is geil en wil er altijd zijn’, of: ‘Geen stomme held ben ik, geen dichtervorst / want nooit stop ik mijn vinger in de dijk’.
Merkwaardig, zo'n duidelijk standpunt in het begin, zo zeker te zijn van hoe het niet en hoe het wél moet. Het is wel duidelijk dat Zwagerman zich te pletter verveelt bij de huidige kroondichters - met een zekere bombarie engageert hij zich met het woester en levens-krachtiger gedicht. In dat opzicht is zijn positie binnen de groep der Maximalen (op wier werk Zwagermans poëzie uiterlijk niet veel lijkt, intussen) geen toeval; ze willen de oude poëzie op hun kop zetten, uitschudden en iets nieuws verzinnen. Daarbij dreigt het verzet tegen de oude garde, zoals gebruikelijk bij revolutionairen, wat overdreven proporties aan te nemen, onder het motto ‘zachte heelmeesters maken stinkende wonden’. Van de wat oudere dichters vinden, getuige Zwagermans verwijzingen, alleen eenlingen als Hamelink. Ouwens en Nooteboom genade.
Langs de doofpot laboreerde aan een overmaat aan roekeloze standpunten, die niet eens zo heel erg nieuw verwoord werden want het jargon van de Vijftigers steekt nog overal doorheen. Geen bundel om zwijgend aan voorbij te gaan, overigens. Wat je er vooralsnog ook van vindt, samen met een handjevol andere dichters zou Zwagerman wel eens een overgang naar een ander poëzieklimaat kunnen markeren.
In zijn tweede bundel, De ziekte van jij, tapt Zwagerman uit een heel ander vaatje. De vadermoord is gepleegd, het nieuwe thema heet hier ‘Liefde’, in een van haar meest favoriete variaties: ‘boy meets girl’. Zwagerman moet zijn onderwerp in deerniswekkende staat hebben aangetroffen; op alle mogelijke manieren probeert hij het nieuw leven in te blazen. Daarbij maakt hij gebruik van verschillende registers. Men treft bij hem misvormde schlagerteksten aan, extatische woordenpraal en gewone spreektaal, in een smeltkroes die de verschillende facetten en stadia van de oudste affectie op aarde moet uitdrukken.
De titel bijvoorbeeld, De ziekte van jij klinkt knap sentimenteel, en die toon komt diverse malen terug in regels als ‘zag jij misschien dat ik naar jou, / dat ik je zag en dat ik zag hoe jij / naar mij te kijken zoals ik naar jou / en dat ik hoe dat heet zo steels. / zo en passant en ook zo zijdelings / dat ik je net zolang bekeek tot ik / naar je staarde en dat ik staren bleef’, verlegen gestotter uit het allereerste gedicht, dat niet veel onderdoet voor het candlelight uit het laatste vers: ‘Jij was zo jij dat je werd mij’.
Joost Zwagerman
GERRIT SERNÉ
Tussen die twee, ietwat contemplatieve en gevoelvolle polen speelt zich een heftige liefdesgeschiedenis af, die voor wie met het verloop van zulke zaken niet vertrouwd is, leerzaam kan worden samengevat met: eerst versieren wij elkaar, dan gaan we met elkaar naar bed. Vervolgens gaat het mis. Meisje verlaat geliefde. Minnaar blijft bedroefd achter.