Kritische solidariteit
Ondanks die solidariteit komt het voor dat een kritiek van een literaire vriend ongenadige passages bevat over de schrijver waarmee hij in principe solidair is. Daarmee zet hij de vriendschap onder druk. Dezelfde Wilson publiceerde in 1921 een stuk naar aanleiding van de roman This Side of Paradise van zijn vriend Scott Fitzgerald. Daarin staan deze voor Fitzgerald nauwelijks opwekkende zinnen: ‘He has been given imagination without intellectual control of it; he has been given the desire for beauty without an aesthetic ideal; and he has been given a gift for expression without very many ideas to express.’ Dit is niet mals, maar wie nu de brief leest die Wilson twee jaar eerder aan Fitzgerald schreef toen hij het manuscript van de roman juist had gelezen, zal zien dat daar precies hetzelfde in stond. De vriendschap Wilson/Fitzgerald is een van de vele gevallen van vriendschap die gepaard gingen met kritische solidariteit; de brieven van Ter Braak en Du Perron, de brieven en stukken van Du Perron aan/over zijn vrienden Greshoff, Vestdijk of Marsman zijn niet anders. Vriendschap tussen critici en schrijvers is niet alleen doodnormaal en onvermijdelijk, het is zelfs heel goed. Literaire vriendschappen zijn immers nooit vriendschappen door dik en dun. De wederzijde ergernis over elkaars werk kan zo hoog oplopen dat de vriendschap eraan gaat.
Wat voer ik uit als lid van de Bête Noire Club? Het antwoord is: juist helemaal niks. In mijn hoedanigheid van redacteur heb ik aan weinig schrijvers bewust de pest. Maar het komt voor dat ik in schrijvers minder zie en me dan ook minder druk maak om er een recensent voor te zoeken. Dat wordt dan een kwestie van prioriteiten stellen: je kunt niet alles laten bespreken wat er verschijnt en niet alle boeken zijn even belangrijk. Uiteindelijk blijft zo'n beslissing subjectief, hoe goed je ook iedereen recht probeert te doen. Dat een bepaald boek niet besproken wordt betekent echter niet dat zo'n schrijver voor de rest van zijn leven in de Bête Noire Club zit. Bij een volgend boek kan dat weer anders uitpakken.
Met de derde club waartoe ik behoor bevinden we ons op respectabel terrein: de Club van Onafhankelijke Critici. Wat voer ik daarin uit? Kort gezegd: zoveel mogelijk boeken bespreken zonder aanzien des persoons. Het komt voor, sterker, het is eerder regel dan uitzondering. Met alle gevolgen van dien. Telefonades, kwaaie blikken, vuile praatjes op de radio, in interviews, kwaadsprekerij, gebroken vriendschappen. Resultaat: een collectie vijanden. Niks bijzonders dus.
Als lid van deze club zoek ik ook recensenten voor boeken die geschreven zijn door medewerkers van de Boekenbijlage. Ik moet dan wel soms mijn neus laten zien bij de Club van Wederzijdse Bewondering, want daar behoort het tot de erecode dat men loyaal is tegenover medewerkers, die immers een soort bondgenoten zijn vanaf het moment dat ze in de Boekenbijlage schrijven. Het is dus ondenkbaar dat we het boek zouden geven aan iemand waarvan we weten dat hij niets van de schrijver moet hebben. Dat doet men niet. Bijna alle medewerkers van de Boekenbijlage schrijven wel eens een boek. Over het algemeen zijn die boeken niet slecht, anders waren ze natuurlijk geen medewerker geworden. We moeten onze stand ophouden. De regel is dat je niet uit bent op een krakende recensie; wat je wilt is een interessant stuk. Hoe kritisch het dan ook uitpakt, het zal niet geschreven zijn vanuit een vooropgezette negatieve instelling. Krakende recensies moeten dan maar in andere kranten verschijnen.
Het is niet ongebruikelijk dat een medewerker vraagt of hij het boek mag bespreken van iemand wiens werk hij goed kent, juist doordat hij met hem bevriend is. Wat te doen? Bestond er een handboek van de Onafhankelijke Criticus, dan zou daarin moeten staan: onderzoek of de vriendschap niet van dien aard dat ze al te zeer bij elkaar op schoot zitten en elkaar stroop om de mond zitten te smeren. Zo niet, dan is er geen probleem. Het komt even vaak voor dat iemand zegt dat hij de schrijver van het boek waarvoor hij gevraagd wordt te goed kent om er objectief over te kunnen schrijven.