Een fatale obsessie
Voor ze me kende door Julian Barnes Vertaling Else Hoog Uitgever De Arbeiderspers, 204 p., f 29,50
Eric Gobbers
Hoewel de vier romans die de Engelse schrijver Julian Barnes tot nu publiceerde erg verschillend van elkaar zijn, is het duidelijk dat het contrast tussen degenen die een vorm van levensaanvaarding bereiken en degenen die zich vragen blijven stellen de auteur sterk bezighoudt. Vaak laat Barnes aan zijn romanonderdelen een citaat voorafgaan dat de richting van een sport berusting uitgaat. De dingen zijn zoals ze zijn, op de grote vragen die mensen zich stellen zijn geep antwoorden te geven. Het grote verschil tussen de twee personages uit Barnes' debuut Metroland bij voorbeeld is dat het hoofdpersonage Chris als hij volwassen is de behoefte niet meer voelt om die vragen te stellen, terwijl zijn jeugdvriend Toni de onderzoekende, provocerende adolescent is gebleven. Chris gaat op de zaken niet meer dieper in, het heeft geen zin valse betekenissen aan de dingen te verbinden, concludeert hij. En ook in Barnes' meest recente roman, Staring at the Sun vinden we het contrast terug tussen een vragensteller, Gregory, en het hoofdpersonage, zijn oude moeder Jean Serjeant, die berust of althans haar zoon de indruk wil geven dat ze dat doet. De romans van Barnes zijn behoorlijk complex en het is niet eenvoudig uit te maken welke levenshouding volgens hem te prefereren is.
In Voor ze me kende, Barnes' tweede roman die hij nog voor zijn grote succes Flauberts papegaai publiceerde, verhult hij de zaken nog meer. Het hoofdpersonage in dit boek worstelt niet met existentiële vraagstukken, maar zijn leven ondergaat wel een fundamentele verandering als hij ontdekt dat hij waanzinnig jaloers wordt op het verleden van zijn tweede vrouw Ann. Als een bezetene gaat Graham, die tot nu een rustig leven zonder veel passie heeft geleid, na wie haar vroegere minnaars waren, waar en wanneer ze met hen op reis ging, enzovoort. Wanneer zijn obsessie uiteindelijk niet meer tot het verleden beperkt blijft, zal ze tot zijn ondergang leiden. Graham verliest de controle over zijn leven op het moment dat het niet-rationele deel van zijn brein het overneemt. Na ruim veertig jaar begint hij anders waar te nemen en krijgt hij het gevoel dat zijn brein hem gebruikt, dat het een eigen leven heeft en zijn vijand is geworden. Maar Graham reflecteert niet op wat hem overkomt, hij aanvaardt die irrationaliteit niet als een volwaardig deel van zichzelf dat een rol in zijn leven zou kunnen spelen. Ze groeit uit tot een monster dat destructief te werk gaat en Graham tot een freak maakt. De intieme bekentenissen die hij aflegt aan zijn vriend Jack, een zelfingenomen en cynische schrijver, zijn gênant en wekken zowel bij Jack als bij de lezer minachting en medelijden op. Ze zorgen mee voor de indruk van zieligheid die je van Graham overhoudt.
Ook Ann, beïnvloed door het gedrag van haar man, heeft een ontnuchterende ervaring als ze bij de slager voor het eerst het contrast opmerkt tussen beschaving en brutaliteit (de slager draagt een strohoed en een bebloed schort). Het is een confrontatie vergelijkbaar met die van Graham: achter de rationele façade ligt een gruwelijke realiteit.
In dit boek krijgen we dus als hoofdpersonage een doorsnee burger die nog nooit echt ingrijpende ervaringen heeft meegemaakt en die zich ineens geconfronteerd ziet met gruwelijke, moeilijk te verwerken waarheden, die niet zozeer verband houden met anderen of ‘de wereld’, maar met zichzelf. Die schok is hem te groot.
Julian Barnes heeft in dit boek een zeer dubbelzinnig portret van een geobsedeerde getekend die steeds sterker wordt aangetrokken door de afgrond, die de meeste andere personages uit Barnes' romans na een jeugdige of in ieder geval tijdelijke fascinatie verder proberen te negeren, tot hij er daadwerkelijk inspringt.
■