Thrillers
Ross Thomas is een Amerikaanse schrijver die zich in schelmenromans specialiseert. Ook in zijn nieuwe boek Out on the Rim (Arrow, f 18,75) vervullen innemende oplichters de hoofdrol. De bedoeling is dat een Filippijnse opstandeling zich voor vijf miljoen dollar laat verlokken zijn kalashnikov erbij neer te gooien en zich in Hongkong te vestigen. Een oudere Amerikaanse geleerde die nog met de opstandeling tegen de Japanners heeft gevochten wordt als boodschapper ingeschakeld. Op zijn beurt laat hij zich bijstaan door Artie Wu en Quincy Durant, een duo dat Thomas al eerder liet optreden en dat zich door oplichting en aanverwante activiteiten in leven houdt. Voor de seks, maar misschien nog wel meer voor het geld, wordt er ook nog een dame lid van het groepje en een manusje-vanalles maakt het geheel compleet. Het bekende gekkenhuis dat Thomas zo graag schept, kan dan gaan draaien. Al gauw is het verhaal een onontwarbaar geheel geworden waarbij hoofdzaken, bijzaken, persoonlijke belangen van de hoofdrolspelers en de intrige allemaal aandacht vragen. De grote kracht van Thomas is het schilderachtige detail, de scherpzinnige observatie en de volstrekte natuurlijkheid waarmee elke absuriditeit in het verhaal wordt gebracht. Van de Filippijnen wist de geleerde vroeger niets, behalve dat een Filippino in San Diego hem als kind leerde jojoën. Maar dat was voor de tijd dat hij ontdekte dat het leven naast de jojo ook masturbatie, Lucky Strike en meisjes, en wel in die volgorde, had te bieden. Voor de vaart van het verhaal doen die herinneringen volstrekt niet ter zake, voor het genieten ervan wel.
In Antwerpen werkt Jean-Pierre Willems als privé-detective. Hij werd bedacht door Bart Holsters, een Vlaamse Belg. In Koude kunstjes beleeft hij zijn derde avontuur (Manteau, f24,90). Willems heeft een oude kennis een pistool geleverd en nu heeft de man zogenaamd zelfmoord gepleegd. Dat brengt Willems in de problemen met de politie en hij besluit de echte toedracht uit te vissen. Van een echt spannend verhaal is geen sprake door de satirische toon waarop het verhaal wordt verteld en door het gebrek aan realisme waarmee de personages worden beschreven. In de verte lijkt Holsters als schrijver op Carter Brown, een pulpschrijver van bijvoorbeeld de avonturen van politieman Al Wheeler. Grappen, actie en dames die wat willen zijn belangrijke ingrediënten van dit soort boeken. Willems is geen man van de wereld, maar een stoethaspel die daardoor vertedering hoopt op te roepen. Als dat mislukt heeft hij ook nog enige gemenigheid achter de hand. Zijn belevenissen zijn gezellig leesvoer.
Joseph McNamara is de enige commissaris van politie met een doctorstitel van de Universiteit van Harvard. Dat staat trots vermeld in de korte biografie van de auteur achterin Fatal Command (Fawcett, f 13,95), de tweede politieroman over recherchechef Fraleigh. De lezer hoeft niet bang te zijn dat de universitaire achtergrond van de schrijver de toon van het verhaal bepaalt. McNamara vindt het veel leuker om het over seks en de vrouwtjes te hebben en over het schuim dat maar vrij in onze maatschappij rondloopt. Fraleigh is in dit verhaal verkast naar een nieuwe baan in Silicon Valley samen met zijn twee ondergeschikten, een intellectueel en een bruut. Je komt maar zelden een rechercheur tegen die zoveel naspeuringen doet onder de rokken van vrouwen en tegelijkertijd weet dat seks en liefde geen synoniemen zijn. Fraleigh heeft vermoedelijk van zijn vader niet alleen geleerd waar de kinderen vandaan komen, maar ook dat vrouwen behoefte hebben aan een goed gesprek en een man die hen begrijpt. Ondertussen raakt de zaak van de corrupte burgemeester behoorlijk op de achtergrond. Dat komt gedeeltelijk ook door zijn nymfomane echtgenote.
William Marshall is een Australiër die eerder een serie politieromans schreef die in Hongkong speelde. Voor Manila Bay (Penguin, f 17,50) heeft hij een ander eiland uitgezocht. Zoals de titel al aangeeft, speelt dit verhaal op Luzon, het eiland waarop de hoofdstad van de Filippijnen ligt. Alles begint met een hanengevecht, waarbij de favoriet ‘Battling Mendez’, een eenogige haan met een valse poot, dreigt te verliezen. Dat loopt uit op een avontuur met krankzinnige belevenissen van drie politiemannen. Luitenant Felix Elizalde krijgt de zaak van het hanengevecht toegewezen. Ondertussen is sergeant Jesus-Vincente Ambrosio aan het bedenken hoe hij een overvaller die het op de inkopen van rijke toeristen heeft gemunt, op heterdaad kan betrappen. Sergeant Baptiste Bontoc heeft als taak Japanse toeristen ervan te weerhouden in openbare parken te gaan graven naar de resten van hun vaderen die in WO II zijn omgekomen. De kwestie van de haan is de hoofdzaak, maar dat vergeet je snel in dit verhaal vol smakelijke absurditeiten en klamme couleur locale. Ondanks de gruwelijke gewelddadigheden is het een leuk verhaal dat doet denken aan de harde politieromans van James McClure uit Zuid-Afrika en de Californische boeken van Joseph Wammbaugh.
Van Michael Gilbert werd een oudje herdrukt. Smallbone Deceased stamt uit 1950 (Penguin, f 17,50). Voorin staat een plattegrond van het advocatenkantoor waar in een fors uitgevallen aktentrommel het lijk van een klein, venijnig mannetje wordt aangetroffen, meneertje Smallbone. Het kantoor raakt natuurlijk in rep en roer, want het kan niet anders of de dader is een van de medewerkers. Is het een van de maten, of een van jonge advocaten die nog gewoon in loondienst zijn en nog geen lid van de maatschap? Zou iemand van het kantoorpersoneel het hebben gedaan of misschien de huismeester? Gilbert heeft er een kruising van gemaakt tussen een politieroman en een puzzeldetective. Een echte hoofdpersoon heeft hij niet. Het verhaal wordt vanuit verschillende personages verteld, maar een jonge advocaat komt het meeste aan het woord. Het is goed te merken dat Gilbert zelf uit de advocatuur komt. Hij zet een leuk portret van de maatschap neer en weet vooral aardig over de kantoorfolklore te schrijven.
THEO CAPEL