Tijdschrift
In Hollands Maandblad 1988/9 staat op de één na laatste pagina een foto afgedrukt waar ik steeds weer naar moest kijken. Eerst met afgewend hoofd en dichtgeknepen ogen, turend door de wimpers, dan toch maar gewoon het plaatje goed in ogenschouw nemend. Het is een foto van een soldatenkop en profil uit het Berlijnse tijdschrift Krieg dem Kriege dat na de Eerste Wereldoorlog is uitgegeven. In dat blad staan allemaal enge plaatjes met de bedoeling de toeschouwer overtuigd vredelievend te maken. Uit het gezicht op de foto in kwestie is een grote hap genomen lijkt het wel: na voorhoofd en ogen steekt geen neus uit en stulpt geen mond naar voren, maar is een groot gat tot halverwege de wang, dat eindigt in onderlip en kin. ‘Fast das ganze Gesicht weggeschossen’, is het commentaar bij de foto. Het gat heeft de vorm van een omgekeerde neus, schrijft Charlotte Mutsaers, die deze foto bij haar bijdrage ‘Stukjes en beetjes’ afdrukt. Mijn eerste reactie bij het zien van dit plaatje was afschuw, gevolgd door ongeloof. Hoe kan iemand nu nog ademen en eten met zo'n gezicht? Charlotte Mutsaers beschrijft dat ze geprobeerd heeft het gezicht weer heel te maken door verschillende modellen neus met bovenlip uit te knippen en die de soldaat aan te meten, maar hij bleef treurig kijken en leek te willen zeggen: ik kan niet meer praten, ik kan niet meer kussen, ik kan niet meer lachen. Deze foto bewijst volgens Mutsaers dat 's mensens kern in zijn hoofd zit. Ook Th.J. de Jong gaat in op het wezen van de mens in een bijdrage over Dick Hillenius. Hillenius heeft nogal vaak allerlei menselijk gedrag verklaard door de dierlijke oorsprong van ons handelen aan te wijzen. Een logisch gevolg van Hillenius' biologisch dogma: het neo-darwinisme. De evolutie verklaart de veranderingen. Th.J. de Jong geeft daar enige kritische kanttekeningen bij. Aanpassingen aan de buitenwereld zouden volgens
Hillenius hebben geleid tot ons gecompliceerde zenuwstelsel. Toch gek, zegt De Jong, dat een kwal in diezelfde drie miljard jaar, die wij erover gedaan hebben om te worden wat we nu zijn, niet ook wat menselijker is geworden. Ook Hillenius' theorie dat aanpassing en ontwikkeling ‘alleen maar te begrijpen is als een toenemende verfijning van het beeld dat we van de werkelijkheid hebben’ is makkelijk op losse schroeven te zetten volgens De Jong. Want als wij via onze hersenen een beeld hebben van de werkelijkheid, hoe kunnen we dan weten of dat beeld overeenstemt met de echte werkelijkheid? Maar, zou Hillenius dan tegengeworpen hebben: biologie is meer dan een vak, het is een levenshouding. Over aanpassing gaat in feite ook het openingsverhaal van Hollands Maandblad ‘Het gaat niet goed met Stella’ van Hermine de Graaf. Stella en Vincent zijn tamelijk hals over kop uit hun oude buurt verhuisd naar een rustig, ruim huis buitep de stad. De banden met de buren, die vooral op wederzijdse dienstverlening berustten, blijken voor Stella niet zo hecht, dat ze hen nog eens uitnodigt om het nieuwe huis te bezichtigen. Plotseling komen de oude buren dan toch onverwacht op bezoek en vertegenwoordigen ineens en intens gewoon een doorsnee leuk gezinnetje met hun zoontje en dochtertje, die in de grote tuin van Stella en Vincent door de bloemperken trappen. Vincent probeert zich aanvankelijk te gedragen en Stella ook. Maar als buurvrouw Irene door het ophalen van gezamenlijke herinneringen een sfeer van vertrouwelijkheid probeert op te roepen, gaat het mis. Stella wordt hierdoor aan Max herinnerd, die op zijn driewielfietsje in het snelverkeer verdween, en raakt geheel van streek. Het leuk bedoelde bezoek krijgt een minder vrolijk einde.
EVA COSSEE