Vertaald
De liberalisering onder Gorbatsjov maakte in 1987 de verschijning mogelijk van de autobiografische roman Kinderen van de Arbat van Anatoli Rybakov. Willem Weststeijn besprak Rybakovs opzienbarende boek in zijn artikel over wat de glasnost teweegbracht in de Sovjetliteratuur (Boekenbijlage van 23 april). Rybakov schetst een beeld van de Sovjetunie in het jaar 1934, een cruciaal jaar in de Sovjetgeschiedenis: restanten van het pre-revolutionaire leven zijn nog volop aanwezig, de grote zuiveringen zijn nog niet begonnen en er is een groot enthousiasme in het land ten aanzien van Stalins vijfjarenplannen. In zijn beschrijving van de Moskouse wijk de Arbat concentreert Rybakov zich op de student Pankratov, die achter het communisme staat maar het geheel oneens is met de ongebreidelde persoonsverheerlijking van Stalin. Het komt hem op arrestatie en verbanning naar Siberië te staan. Zijn achterbakse klasgenoot Joera Sjarok verstaat de tekenen des tijds beter en kiest voor een loopbaan bij de geheime politie. Ook in zijn beschrijvingen van het Kremlin gebruikt Rybakov twee tegenpolen: de kille, duistere Stalin en de vrolijke, extraverte Kirov. Rybakov doet geen enkele poging Stalin te zuiveren van de verdenking dat hij de hand had in de moord op Kirov, eind 1934. Rybakovs Kinderen van de Arbat, geschreven aan het eind van de jaren zestig, werd vertaald door een vertaalcollectief, bestaande uit Aai prins, Gerard Rasch, Frans Stapert en Maya de Vries, en verscheen bij uitgeverij Bert Bakker (435 p., f 47,50).
■