Ierse vergezichten
Deel 3 uit Martin Koomens ‘Portland’-serie
Het uur van het beest door Martin Koomen Uitgever Van Gennep, 191 p., f 24,50
R. Ferdinandusse
Er is weer een Portland op de markt. In VN's Detective- en Thrillergids 1987 heeft de auteur, Martin Koomen, uiteengezet wat zijn bedoeling is met de avonturen van de geheim agent: een flinke serie. ‘Ik wil nog wel een boek of zeven tot acht over Portland schrijven,’ zei hij toen er twee waren. Het eerste (Import, Export, Doodslag, Moord) speelde in 1936 en de schrijver had zich al van de aan vang af voorgenomen in elk boek een jaar in de geschiedenis heeft dus een intrige uit 1937 en in dit op te schuiven. Zijn tweede (Tarkovs geheim) derde boek is 1938 aan de beurt. De serie zal eindigen, mogen we aannemen, in de Tweede Wereldoorlog en Portland zal, naar menselijke berekening, rond 1944-1945 aan zijn einde komen. Martin Koomen voorspelde in het al genoemde stuk: ‘Voor een executie voel ik niet zo veel. Portland lijkt me meer een type voor “reported missing”.’
Robert Portland is - dit voor wie nog niet is ingewijd - een Nederlands geheim agent, behorend tot de Sectie BO (Bijzondere Opdrachten). Koomen noemt hem in dit derde deel zelfs een van de meest - o, gruwelijk woord - prestigieuze ambtenaren van die dienst. Portland leeft in het Den Haag-eind-jaren-dertig als een vis in het water, want juist in het officieel nog steeds neutrale Nederland, door het bezit van Indië ook nog een wereldmacht, krioelt het van hele en halfwas spionnen. Portland is kind aan huis bij Colijn, kent de bureaucratie als zijn broekzak en is buddy-buddy met de Philby's van toen. Koomen laat hem voortdurend eigenen geheimzinnig in de verhalen opduiken. We weten (nog) niet veel over Portland en als de auteur dat zo houdt zal er over een paar jaar op vele mistige of regenachtige zondagmiddagen in veel lezende breinen het idee rijpen om te gelegener tijd eens een doorwrocht artikel, lichtzinnige studie of literaire biografie aan die Portland te wijden.
Portland kan zo ongrijpbaar zijn, omdat Koomen de verhalen laat schrijven door luitenant Fokkema, een veel minder briljant lid van de Sectie BO, soms zo onhandig als het achtereind van een varken, die dan ook de zware avonturen voor zijn rekening neemt, meestal in wanhoop. In Export davert hij op een op hol geslagen locomotief door Duitsland, in Tarkov zwerft hij door de catacomben van Parijs en in dit derde boek. Het uur van het beest, wordt hij, dwars door Ierland, door de IRA opgejaagd.
Koomen weet veel van die tijd, en wat hij niet weet zoekt hij op - hij is redacteur-documentalist bij deze krant. Het is daarom extra aardig te proberen de auteur in zijn research op een fout te betrappen. In de eerste Portlands is dat niet gelukt, in deze derde wel. Fokkema en Portland bevinden zich in Liverpool aan de haven en worden daar opgehaald door een jeep - een voertuig dat zich in 1938 zelfs nog niet op de tekentafel bevond, laat staan dat de benaming ervan bekend was.
Eén van de pijlers waarop het kritische succes van de serie berust is het proza, een taal die bij het verleden past. Er zit iets zeer bezadigds in, maar het blijft desondanks levend. Zodra er een niet passende uitdrukking insluipt valt het direct op: ‘Cooney is weggereden in zijn flitsende karretje...’
Er is trouwens iets mis met de herinneringen van Fokkema. Als het boek begint vertelt hij ons, de lezers, hoe hij in 1938, ten bate van een militaire oefening in verduistering, in een tweemotorige Fokker boven een zwart Friesland vloog, en hij bepeinst daarbij tevens hoe ontzettend lang dat allemaal geleden is en hoe naïef we toen waren; het verhaal lijkt lang na de oorlog geschreven. Maar een paar bladzijden verder heeft hij weer een ander soort herinneringen, beginnend met ‘Sinds het ogenblik, nu alweer 2½ jaar geleden, dat ik als jong luitenant...’ en suggererend dat hij het verhaal tamelijk heet van de naald heeft opgeschreven. Het zijn uiterst kleine ontsierinkjes maar ze tellen omdat Koomen door het benadrukken van de formule de verwachting gewekt heeft dat ook de auteur zich aan de langzaam ontstane Portlandwetten zal houden.
Fokkema is de kaaskop bij uitnemendheid, hij zorgt voor de actie, hij houdt te allen tijde vol en de moed erin. Hij mag dus ook een beetje de primitieve verteller zijn, wat veel charme aan het verhaal geeft. Hij wint in dit boek aan gewicht omdat hij eerst beleefd en daarna halsoverkop vol plechtige gevoelens de liefde mag bedrijven met een ondernemende Ierse weduwe, Alannah Dillon (prachtige groene ogen, stevig lijf - Koomen kent zijn Ieren). Rond die wondervolle bedsteebraafheid verzint de auteur een grap waarover aan de Ierse stamtafels nog lang nagegniffeld zal worden. Daardoor groeit Fokkema in zijn rol, maar daardoor valt het ook op dat hij in een bestek van vijfentwintig pagina's wel vier keer ten einde raad is: ‘Ik ga niet weg voor ik weet welk spelletje u eigenlijk...’, ‘Zeg Portland, nu moet je me toch eindelijk eens...’, ‘Je zou me eens kunnen vertellen wat je eigenlijk van plan...’ - van die zinnen die terecht niet afgemaakt worden.
Portland daarentegen is in dit boek ongrijpbaarder dan ooit, het lijkt of hij uit een andere, hogere spionagewereld afdaalt om heel eventjes met Fokkema een theorie te bevestigen en een verrader te straffen volgens een plan dat hij allang in zijn hoofd had; voor Fokkema is het een duister labyrint dat zijn hersens doet kraken en zijn vuisten doet jeuken, voor Portland een elegante peuleschil. Het uur van het beest is een zware titel voor etn verhaal dat opnieuw treft door de lichtheid van toon, en de suggestieve manipulatie van een zeer simpele maar doeltreffende intrige, smakelijk verpakt met amusante types. Ierse vergezichten en toenmalige tijdgeest.
■