Stille hints
Hiermee heb ik de plot voor een deel verraden, maar dat is in dit geval niet van zoveel belang. Het echte drama schuilt meer in de details, en in de ontknoping. Ik ben niet zo belezen dat ik het kan bewijzen, maar ik heb de indruk dat Chatwin nogal wat citaten in zijn boek verwerkt. Dat is iets wat ook wel bij hem past (net als de eigenaardigheid die hij heeft om zijn ik-figuur in dialogen te laten prijzen voor zijn spitsvondigheid): een dun boekje maken, en dat zo vol mogelijk stoppen met suggesties en stille hints voor de kenner.
Bruce Chatwin
JERRY BAUER
Het past bovendien bij het soort verhaal dat hij met q heeft geschreven. In zijn samenstelling heeft dit boek nog het meeste weg van een sprookje, of allegorie, vol betekenisvol bijwerk, en met de bijbehorende verhaaltechnische clichés: de openingszin (‘An hour before dawn, on March 7th 1974. Kaspar Joachim Utz died of a second and long-expected stroke, in his appartment at no. 5 Siroká Street, overlooking the Old Jewish Cemetery in Prague’; die telkens terugkerende begraafplaats; het bezoek aan een kuuroord en de romantische verwikkelingen daaromtrent; de werkster die eigenlijk een heel andere rol in het leven van de hoofdpersoon blijkt te spelen; het zijn allemaal oude bekende topoi. Zelfs de ingrediënten van het gebouw waar Utz woont (een geur van verrotte koolbladeren, een wegschietende rat, een huilende baby op de tweede verdieping vermengd met de klanken van Dvořáks Slavische dansen op een valse piano, een vrouw in een gebloemde peignoir) horen in die categorie thuis, zoals de meeste andere situatieschetsen in dit boek.
Die nadrukkelijke conventionele verhaalvorm fungeert als een gordijn waarachter de hoofdpersoon tijdens zijn leven verscholen blijft, en daarin schuilt ook het spannende van dit boek. Het verhaal wordt verteld door een journalist die inde zomer van 1967 een week naar Praag gaat voor een onderzoek naar de verzamelwoede van keizer Rudolf II. In plaats van de keizer wordt Utz het object van zijn nieuwsgierigheid - een uiterst ongrijpbaar object, dat wel. Van zijn achtergrond en omgeving worden gedetailleerde beschrijvingen gegeven, compleet met uitgesponnen genealogieën, ook over porselein en verzamelaars komen we veel te weten, maar Utz zelf blijft een schimmige verschijning tussen zijn met spiegels beklede porseleinkasten en achter een al dan niet bestaande snor: ‘Een gezicht zo onbepaald dat het de indruk gaf er niet te zijn. Had hij een snor? Ik ben het vergeten. Met snor, zonder snor: niets zou zijn totaal nondescripte verschijning kunnen veranderen.’ Het uiterlijk van iemand die een spookleven leidt, van iemand die niet helemaal bestaat.
Het is mooi te volgen hoe Utz geleidelijk aan en onwillekeurig toch een gestalte aanneemt, gezien door de ogen van de journalist: scharrelend te midden van zijn verzameling, gebroken Engels sprekend, vergeefs het geluk zoekend in Vichy. De journalist verdwijnt steeds verder naar de achtergrond van zijn veronderstellingen over Utz: diens identificatie met Augustus van Saksen die ook aan Porzellankrankheit leed, zijn veronderstelde pech in de liefde gesublimeerd in de porseleinen figuren, zijn huishoudster en de vrouwelijke weelderigheid van zijn slaapvertrek. Pas na zijn dood komt de waarheid omtrent deze gegevens aan het licht. Die waarheid wijkt nogal af van de gestalte zoals die in de loop van het boek is gevormd...
Het enige wat in dit mooie, geheimzinnige verhaal niet wordt opgehelderd is de verdwijning van het porselein, maar de ik-figuur heeft zijn vermoedens. Misschien heeft Utz het leven uiteindelijk toch voor de kunst laten gaan (en misschien is het ook iets heel anders, veel banalers wat de verklaring voor die verdwijning vormt). Het leven is nooit zo mooi afgerond en tastbaar als de kunst. Tegelijk krijgt datzelfde leven pas een vaste vorm nadat het een herinnering is geworden - een sprookje, een allegorie.
■