Literaire verheviging
Zaza en de president door Jan Brokken Uitgever De Arbeiderspers, 219 p., f 25,-
Hans Vervoort
Zeer begaafde uitzonderingen daargelaten mag je een romanschrijver pas serieus beoordelen als hij een half dozijn boeken heeft geproduceerd. Het vergt nogal wat ervaring om personages, gebeurtenissen, informatie en ideeën in een compositie onder te brengen die zonder horten en stoten van begin tot eind boeit. Wie dat niet in één keer onder de knie heeft, is daarmee niet per definitie een mindere schrijver, hij heeft alleen meer tijd nodig om de goede vorm te vinden voor zijn inhoud.
Jan Brokken behoort tot die categorie zoekenden in de woestijn, en wie weet is dat de symbolische achtergrond van Zaza en de president, zijn derde boek. Bedoeling was een combinatie te maken van een landendocumentaire en een liefdesroman. De ik-persoon wordt vanuit Burkina Faso gebeld door zijn vriendin Zaza die daar ontwikkelingswerk doet. De verbinding is slecht, maar hij hoort genoeg alarm om per eerste gelegenheid naar het zwarte continent af te reizen. Bij aankomst in de hoofdstad Ouagadougou wordt hij door Arnold Broertje, Zaza's chef, naar het plaatsje Gorom-Gorom gestuurd waar zij echter niet te vinden is. Zaza is verdwenen en de ik brengt enkele maanden wachtend en zoekend door in een woestijnklimaat dat vermoedelijk nooit de reisfolders zal halen.
Brokken heeft de neiging alles literair te verhevigen, om maar goed duidelijk te maken wat hij wil overbrengen: ‘Bij iedere stap viel er een plens zweet van mijn rug; mijn tong kleefde aan mijn verhemelte; ik schreeuwde om water - maar toonloos.’
En dat al direct bij aankomst.
Deze wat overdreven stijl went wel, en Brokkens journalistieke achtergrond zorgt voor een tamelijk overtuigende beschrijving van een bloedheet Afrikaans land in de greep van een even sympathieke als naïeve revolutie, onder leiding van legerkapitein Thomas Sankara. De reden van Zaza's lijdelijke verdwijning blijkt te liggen in een helaas nogal ongeloofwaardige affaire van de onappetijtelijke Unesco-chef Broertje met de plaatselijke schone Célestine, die voor hem een voorman van het revolutionaire bewind verliet. Wraak van die militantenleider Dieudonné op een paar andere leden van het Unesco-team was het resultaat, en de bij deze overval gewonde Zaza verstopt zich totdat ze uiteindelijk door de ik gevonden wordt.
Brokken raakt bij het beschrijven van reisontmoetingen zozeer op zijsporen dat het plot geregeld op de achtergrond raakt. Aan het slot moet hij het dan ook een paar keer uitleggen in ontknopingsdialogen die mij onweerstaanbaar aan Nederlandse speelfilms met Peter Faber deden denken:
‘Waarom,’ vroeg ik, ‘heeft Dieudonné het speciaal op jouw instituut gemunt?’
‘Geen flauw idee.’
‘Zou het misschien door Célestine komen?’
‘Wat? Wat?’
Hij graaide wild om zich heen.
‘Vertel nou maar het hele verhaal, dan kunnen we tot zaken komen.’
‘Ik ga niet in op praatjes.’
‘Praatjes die jou kennelijk erg bang maken.’
‘Roddels zijn het, meer niet.’
‘Zullen we Célestine erbij vragen?’
Toen zwichtte hij pas.
Na dit keiharde gesprek met Broertje ontpopt de ik zich tot een James Bond die het vuile zaakje snel in orde brengt en ook die scènes kunnen zó in een Nederlandse speelfilm.
Als roman zal ik Zaza snel vergeten. Het boek is het best in het documentaire deel, de beschrijving van het reizen in Burkina Faso en de ontmoetingen met woestijnkolonisten die hun levensverhaal kwijt willen. Ook het essay over Thomas Sankara (de later vermoorde revolutionaire leider) is de moeite waard, al stopt het de handeling twintig pagina's.
De journalist heeft de romanschrijver nogal dwars gezeten, en het resultaat is een wat onevenwichtig boek. Dat kan gebeuren.
■