J.F. Vogelaar
Vervolg van pagina 6
een traag uit zwarte mosselscherven (zo zag de gebroken kever er in zijn ogen uit) opwellend wit schuim (zo ziet het mengsel van schaamte en kleine dood er nu uit).’
Haat is een deugd (Flaubert), woede - zegt Vogelaar, in navolging van onder meer Michaux - niet minder, mits tot het uiterste gesublimeerd. En dat betekent voor Vogelaar: zonder ophef, zonder zijdelingse, om instemming of afkeuring vragende blikken naar het publiek, verdwijnen in zoiets onooglijks als ‘de verborgen schoonheid van een barst in de opstaande kant’ van de negentiende trede van een trap, of opgaan in de gewaagdste salto's van een trapezewerker, die in een paar kale zinnen het motto van Vogelaars schrijverschap indrukwekkend verwoordt: ‘Ik zie niemand meer, hierboven noch beneden. Ik mag niet ophouden, anders val ik. Nog even en ik doe het zonder circus, voor mij alleen - in het licht van de maan, hoog in de lucht tussen de vleermuizen, een schaduw tegen de hemel, zonder nog ooit op te houden.’
Het boek eindigt niet met een verdwijning, maar met een verschijning - en wel die van ene meneer Taats, een optreden dat de bundel ook in die zin afrondt dat het motieven uit de introductie varieert. Maar het is ook een optreden dat verwachtingen wekt en verplichtingen schept.- Wie een literair personage met zo'n naam opvoert, plaatst zich vanzelf in het gevolg van een hele trits andere literaire heren, van Monsieur Teste (Valéry) en Herr Keuner (Brecht) tot en met de heren Cogito (Zbigniew Herbert) en Palomar (misschien wel Calvino's mooiste creatie). Maar de meeste affiniteit zou Taats wel eens kunnen blijken te vertonen met Plume, Henri Michaux' onvermoeibare en rusteloze fantast die door Vogelaar onlangs (in Raster 39) trouwens congeniaal werd geportretteerd.
Een boek als Verdwijningen (Michaux schreef een serie korte prozateksten onder de titel Apparitions - Verschijningen) was er in de Nederlandse literatuur nog niet, een figuur die zich kan meten met illustere buitenlandse voorgangers als Teste en Plume evenmin. Toch zou het mij niet verbazen als Taats het nog eens zo ver schopte.
■