Roofmoordenaar
Er dient iets gezegd te worden over het bezit van onze hospita. Een eenzame, oudere vrouw die er niet in slaagt haar kamers te verhuren, raakte zeker in het Londen van de vorige eeuw snel in financiële moeilijkheden. Haar appeltjes voor de dorst heeft zij dan ook gestolen. In Clavering House komt zij er toevallig achter dat de minnaar van de dochter des huizes, Mr. Hearn, een dief en misschien ook nog wel een roofmoordenaar is. Voordat de politie hem arresteert, eigent zij zich een deel van de buit toe. Als Hearn later opgeknoopt wordt, weet hij nog net te mompelen ‘dat hij om de tuin was geleid’ door iemand ‘die hem dienend was toegedaan’.
Willem Brakman
BERT NIENHUIS
Door dat verleden weet Ms. Barlow zich een gevangene van eigen dualismen. Haar ‘heilige angst voor armoede’ maakt haar tot een gierige dievegge. Haar schuldgevoel stimuleert haar fantasieën over boetedoening die zij alvast maar projecteert in een dodelijke angst voor andere mensen, in de gruwelijke leegte van haar eigen huis. Geen wonder dat in datzelfde huis schuld en boete menselijke vormen aannemen. Boldero en Stub zijn zelfs te zien als twee kanten van de Christusfiguur waarbij Boldero door zijn maniakale gesnuffel in de bijbel waarin hij het verhaal over de profeet Jona leest en herleest de angst en de straf vertegenwoordigt, de veel menselijker Stub de mildheid en de vergiffenis. Niet voor niets noemt Brakman zijn negentiende-eeuwse dame een ‘kamerverhurende mystica’ die het in haar ‘kosmische verlatenheid’ maar moet zien te redden.
De laatste zinnen van Brakman, het is eerder opgemerkt, betekenen veel. Uiteindelijk wordt Ms. Barlow in haar diabolische fantasieën gestoord door twee wel zeer reële detectives ‘die zich met de gebruikelijke verachtende beleefdheid voorstelden als Kettle en Duck’. Zij ontluisteren de kamer van Boldero en daardoor haar hersenspinsels. ‘Alles wat ze over de kamer had gemeend, verondersteld, vermoed of voorzichtigheidshalve afgetast vloog achterna gehoond door de lucht.’ Als de detectives evenwel ook vragen stellen, raken ook zij, en met hen opnieuw de lezer, in de ban van haar gedetailleerde antwoorden. Haar illusie blijft intact, al haar geld blijkt er ook nog te zijn en, al kost het enige moeite, ook Boldero en Stub zijn er nog. Ze ‘sloeg de handen voor het gezicht en zei: “Oh Mr. Boldero...” Het klonk zo gesmoord dat ze de handen wat liet wijken voor het daarop volgende: “Ach. Mr Stub...” Goed, het oog is de beschouwing altijd een stapje voor, aan de andere kant kan men ook geen twee dingen tegelijk zeggen. In ieder geval, dat was de volgorde.’
Heer op kamer is een spannend verhaal, prachtig geschreven. In de Boekenbijlage van vorige week schreef Jacques Kruithof dat iedereen die Nederlands leest eigenlijk Een ongenode gast van Gerrit Krol zou moeten leven. Als u toch naar de boekwinkel gaat, koopt u dan meteen deze novelle van Brakman.
■