Oscar Niezen
Een gelovige zakenman die al zijn religieuze plichten vervult, maar zich 's avonds te buiten gaat aan drank en vrouwen. Een café-eigenaar die bijverdient met hasjhandel en het meewerken aan verkiezingsfraude, maar het geld er weer doorheen jaagt in het homo-uitgaansleven. Een sluwe pooier die eenvoudige meisjes verleidt met trouwbeloften en ze vervolgens dwingt cursussen te volgen aan zijn school voor prostituées.
De Europese lezer denkt bij dergelijke kleurrijke figuren waarschijnlijk niet meteen aan Egypte, land van groene akkers langs de Nijl en dorre woestijnen met hier en daar een piramide. Het gaat hier echter wel degelijk om zeer levensechte Egyptenaren uit de jaren veertig. Naguib Mahfouz, winnaar van de Nobelprijs voor literatuur 1988, creëerde ze in zijn ‘realistische’ romans. Mahfouz geldt al zo'n dertig jaar als de grootste moderne schrijver in de Arabische wereld. Nu hij tegen de tachtig loopt werd het dan ook hoog tijd dat hij - als eerste Arabische auteur - de Nobelprijs kreeg. De Arabische literatuur kan wel wat publiciteit gebruiken: wat weten wij eigenlijk van Egyptische, Libanese of Marokkaanse schrijvers? Op literair gebied lijkt het er soms op - zeker als we publiciteit en (Nobel)prijzen als indicator nemen - dat de Afrikaanse en Latijnsamerikaanse landen meer ‘wereldtalent’ herbergen dan de Arabische wereld. Niets dan respect voor mensen als Márquez en Soyinka natuurlijk, maar volgens mij kan Naguib Mahfouz zich zeker met hen meten. Het magnum opus van Mahfouz. De trilogie, dateert bovendien al uit 1956-57.
De belangrijkste reden voor de onbekendheid en onderwaardering van de Arabische literatuur in het Westen zal wel weer de taal zijn, dat moeilijke en ingewikkelde Arabisch met zijn rare macaronischrift. De taalbarrière, en verder het romantische maar onrealistische beeld dat helden als T.E. Lawrence (of Arabia) en Rudolph Valentino opriepen, zorgden ervoor dat het Arabische cultuurgebied voor het westerse publiek nog steeds schuilgaat achter een ‘kameelharen gordijn’, zoals ik het laatst fraai uitgedrukt zag. Bedoeïenen, kamelen en (wat Egypte betreft) prehistorisch werkende boeren in lemen huisjes, dat kennen we wel, maar het grootsteedse leven zoals hierboven beschreven (Cairo anno 1945) zegt ons weinig. Naguib Mahfouz is bij uitstek de chroniqueur van het stadsleven in Cairo en Alexandrië van de jaren veertig, vijftig en zestig. Het waren veelbewogen tijden voor Egypte. Tot 1952 was de politieke situatie een chaos: Britse troepen langs het Suezkanaal, en in Cairo een door Londen gesteunde koning die steeds meer macht naar zich toe wilde trekken en voortdurend overhoop lag met de min of meer democratische, maar vooral corrupte Egyptische politici. De ‘revolutie’ van Nasser c.s. was onontkoombaar.
Tegen deze achtergrond spelen de levendige ‘realistische’ romans van Naguib Mahfouz. De bekendste zijn Nieuw Cairo (1945). De Midaqsteeg (1947), Begin en einde (1948) en De trilogie, die uitkwam in 1956-57 maar volgens Mahfouz al voltooid was in 1952, net vóór Nassers revolutie. Met veel humor en vooral zonder een blad voor de mond te nemen beschrijft de auteur de problemen van modale Egyptenaren die het hoofd boven water trachten te houden in een chaotische en corrupte maatschappij. Eeuwige bron van zorg (en hilariteit) is de overheidsbureaucratie, een fenomeen dat door de farao's uitgevonden schijnt te zijn en door de moderne Egyptenaren tot in het extreme is geperfectioneerd. Een voorbeeld: Mahjoub, de hoofdpersoon uit Nieuw Cairo, heeft na zijn afstuderen niet het geld en ook niet de juiste contacten om een goede baan te vinden, dus vraagt hij raad aan een vriend die ingevoerd is in het ambtelijke apparaat. Deze zegt: ‘Er zijn mensen die je kunnen helpen. Ken je bijvoorbeeld Abdelaziz Bey Radi?’
‘Jazeker, een bekende zakenman.’
‘Precies, die. Hij heeft veel invloed, en zijn specialiteit is het ministerie van Binnenlandse Zaken.’
‘Hoe krijg ik zijn hulp?’
‘Geen probleem. Hij incasseert alleen wél de helft van het salaris van iedereen die hij benoemt, twee jaar lang.’
Deze prijs is de arme Mahjoub wel wat hoog (de ambtenarensalarissen in Egypte horen tot de laagste ter wereld - ON). Hij informeert naar een andere ‘bemiddelaar’. Zijn vriend zegt ‘alsof hij een ober is die het menu voorleest’: ‘Die beroemde zangeres, Dawlat. Háár invloed ligt vooral bij de Spoorwegen, Defensie en enkele grootgrondbezitters. Haar prijzen zijn: dertig pond voor een baantje van rang 8, veertig pond voor rang 7 en honderd pond voor rang 6, direct betalen.’
Mahfouz kon dit soort teksten - waar het groeiende lezerspubliek van smulde - vrijelijk publiceren in het Cairo van 1945. De vraag is of dit te danken was aan een werkelijk tolerante houding van het bewind van koning Faroek, of eenvoudig aan de inefficiëntie van het controle- en censuursysteem.