Tijdschrift
Klagen over het ontbreken van vrouwen heeft vaak iets obligaats, ik geef het toe, maar in dit geval vond ik het toch echt jammer. De Gids 1988 nr. 9 is voor een groot deel gewijd aan het onderwerp ‘Terugblikken op de studententijd’ met herinneringen van, in dalende ouderdomsvolgorde: H.B.G. Casimir, Piet Calis, A. de Swaan, Theodor Duquesnoy, Adriaan van Dis en Hubert Smeets. Het zijn stuk voor stuk interessante persoonlijke beschouwingen, waarbij de lezer een goede indruk krijgt van hoe het er in de loop van de twintigste eeuw op de universiteiten aan toe ging. Voor allen geldt dat ze de beste herinneringen bewaren aan hun studietijd (de stukken zijn gekleurd met een aangenaam soort nostalgie) en verder valt op hoe belangrijk leermeesters geweest zijn. Of Casimir nu schrijft over de natuurkundige Paul Ehrenfest in de jaren twintig in Leiden, of Hubert Smeets over de historicus Maarten Brands in de jaren zeventig in Amsterdam, het waren die persoonlijke leermeester-leerlingverhoudingen die de studie een extra glans verleenden, en waarvan men achteraf meer nog dan tijdens de vormende waarde beseft. Iedereen spreekt dan ook zijn bezorgdheid uit over de huidige studieopzet: vier jaar met een uitloop naar maximaal zes, een strikte programma-indeling zonder veel vrijheid en, vanwege de massaliteit, zonder al te veel persoonlijk contact. De vrijheid om als student grotendeels je eigen gang te gaan is praktisch verdwenen, en wordt in deze stukken retrospectief bejubeld. Hubert Smeets bracht de helft van zijn tijd door bij vergaderingen van de PSP. Adriaan van Dis maakte een paar wereldreizen, waardoor zijn studie (hij koos Zuidafrikaans, omdat daar bijna niemand anders zat) uiteindelijk elf jaar in beslag nam, maar hij kon hem wel, gerijpt door ervaringen, cum laude afsluiten, wat toch ook niet niks is. A. de Swaan stippelde een eigen weg uit in het nog weinig ontgonnen gebied van de zevende faculteit (politieke wetenschappen), hing
rond in toneelkringen en was redacteur van Propria Cures. Terecht schrijft hij op het eind van zijn stuk (hij deed zeven jaar over zijn studie): ‘Zes jaar is voor een universitaire studie genoeg, maar voor een intellectuele vorming niet. Die verloopt niet zo geregeld, en dus moeten er veel dwaalwegen, ontsnappingsroutes en uitzonderingsclausules open blijven.’ Moet de gemeenschap dit dan allemaal maar betalen? Natuurlijk niet, dat gebeurde vroeger ook niet. Zoals uit deze herinneringen blijkt, hadden degenen die er langer over deden van tijd tot tijd baantjes van het meest uiteenlopende soort: van spritsen bakken in een koekfabriek tot bediende op een schip van de Holland-Amerikalijn (Piet Calis), kandidaatsassistent (A. de Swaan), journalistieke en andere klusjes (Adriaan van Dis). Een mooie special dus, deze terugblikken in De Gids, alleen nogmaals jammer dat er niet een paar vrouwen bij stonden, want ik had graag willen lezen hoe die bijvoorbeeld met hun vrije tijd omsprongen, en verder lijkt het me, maar dat is niet meer dan een hypothese, dat de verschillen tussen een vrouw die in de jaren twintig studeerde of in de jaren zeventig groter zijn dan die tussen mannen over de jaren heen. De Gids opent met een evergreen onder de essay-onderwerpen ‘het klassieke-talenonderwijs op de middelbare school’. A.D. Leeman, emeritus-hoogleraar Latijnse letterkunde, legt uit dat de controversialiteit hiervan niet van vandaag of gisteren is. Al eeuwen lang gaan er stemmen op om het onderwijs daarin af te schaffen. Maar, betoogt Leeman, die omstredenheid heeft de zaak geen kwaad gedaan, integendeel zelfs! Dat geeft hoop voor de toekomst. Eveneens op een middelbare school speelt zich het claustrofobische verhaal ‘Een evenwichtig bestaan’ van Jan Siebelink af. Geheimzinnige machinaties tussen een conrector en twee leraren, van wie de een voortdurend moeiteloos gesprekken tussen de
andere twee afluistert, met een licht onbevredigende afloop.
BR