Pockets
George Orwell: The Lost Writings (Avon, 339 p., f 19,20). Dat klinkt intrigerend, niet? Zeker als de New York Times op het omslag rept van ‘een belangrijke ontdekking’ en de Washington Post spreekt van ‘een mijlpaal!’ Het gaat om brieven en scripts uit de archieven van de BBC-radio, waarvoor Orwell - tot zijn grote misnoegen afgekeurd voor actieve dienst - van 1941 tot 1943 werkte, als redacteur van het literaire programma dat naar Brits India werd uitgezonden. Bezorger William West deed zijn ontdekking in 1984 en publiceerde het materiaal al eerder bij Penguin, onder de wat minder opgeklopte titel The War Broadcasts. De Engelse uitgave bevat tevens drieëntwintig foto's, die hier helaas ontbreken. Maar het blijven aardige teksten. Orwell-biograaf Bernard Crick is over de BBC-tijd van mening dat ‘gedurende twee kostbare jaren zijn talent vooral werd verspild’. Hij had echter nog niet de beschikking over dit materiaal en wellicht had het zijn oordeel milder gemaakt. Orwell kreeg van de BBC de gelegenheid beknopte essays te produceren over schrijvers waar hij zelf mee aan kwam zetten. In het kader van de propagandamachine die de BBC in die tijd natuurlijk ook was, werd alles gecensureerd, maar toch kon Orwell zijn ei kwijt over Swift, Shaw, Shakespeare, Wilde, Wells, Jack Londen en anderen, werd regelmatig moderne poëzie de ether ingestuurd en werden eminente auteurs als T.S. Eliot en E.M. Forster door Orwell uitgenodigd om te komen voorlezen. En wat het niet-lileraire werk betreft: het schrijven van een politiek getint praatje was aan Orwell best toevertrouwd. Prachtig voorbeeld is de uitzending waarin hij op droge toon uitlegt dat het fascistische streven naar meer Lebensraum uitgaat van de gedachte dat er voor het Germaanse en Japanse volk meer elleboogruimte nodig is. Vervolgens somt hij de
gebieden op waar men zoal aanspraak op maakte: de dichtbevolkte industriegebieden van Oost- en West-Europa, het volste gedeelte van China en de al uitpuilende eilanden van Nederlands-Indië. ‘Dat hele geroep om Lebensraum is bluf. Wat men wil is geen land, maar slaven.’
Met The Remake (Picador, 223 p., f 20,80) schreef Clive James zijn tweede roman. Alhoewel: je moet bij deze man altijd zeer op je hoede zijn. Voor je het weet persifleert hij meerderdere kunstvormen tegelijk en de lezer erbij. In dit boek komt een wat vettige journalist-mediaman genaamd Clive James voor. Daarnaast is er de hoofdpersoon Chance, een omnivoor met een biografie die nogal op die van de ‘echte’ Clive James lijkt. En voorts is er een ik-figuurdie vertelt op de toon die we van de echte ‘echte’ Clive James gewend zijn. Hij doet er zelf al meteen zijn beklag over: ‘Techniek. God behoede me voor techniek. Zelfs de Australiërs doen er tegenwoordig aan. Australische romans waren altijd dik en eenvoudig. Nu zijn ze dik en gecompliceerd. Ik zelf ook.’ Het verhaal dat zich afspeelt onder mensen die midden in het informatietijdperk leven, is een aaneenschakeling van vluchtige gesprekken die toch diepgaand moeten zijn, waarbij de partners van alles op de hoogte dienen te blijven. Cultuur is dan net zo goed de San Francisco 49'ers als Proust, als Mickey Mouse, als Lourdes, als Jacques Brei als Effi Briest. Voor de lol verzint James er her en der nog wat kunstenaars bij. Als je maar mee kunt praten. Als persiflage is het aardig, en in oneliners is hij als vanouds ijzersterk, maar na tweehonderd bladzijden ben je als lezer doodmoe en vraag je je af of het niet meer de moeite waard zou zijn geweest een of twee van al die briljante aanzetten uit te werken.
Briljant is beslist het woord voor The Recording Angel (Picador, 216 p., f 20,80) van de jonge Amerikaanse filosoof-muziekcriticus Evan Eisenberg. Het is een met aanstekelijk enthousiasme en humor geschreven beschouwing over wat er is gebeurd met de muziek sinds deze ‘een ding’ werd, dat wil zeggen via de grammofoon reproduceerbaar waar en wanneer men zelf verkiest. Het boek begint met Clarence, een man die een verzameling van 750.000 platen heeft, tot in de oven en koelkast toe. Verder leeft hij in haveloze toestand, want geld om bijvoorbeeld de elektriciteitstoevoer of de verwarming te laten herstellen blijft er niet over. In de volgende hoofdstukken komen allerlei aspecten van muziek als gebruiksvoorwerp aan de orde. Zo is er een stukje over de rituelen waarbij mensen muziek gebruiken. De Britse auteur Compton Mackenzie, die huizen had op afgelegen eilanden en een enorme platenverzamelaar was, had bijvoorbeeld zorgvuldig geselecteerde scheermuziek. Tussen de algemene beschouwingen door stelt Eisenberg individuen aan ons voor die erg ver zijn gegaan in hun passie voor een bepaalde vorm van ingeblikte muziek. Van oude Harvard-vrienden van hemzelf met een hang naar het in hun appartement verkleed naspelen van opera's, tot Glenn Gould, in zijn studiokelder knutselend aan de smetteloze opnamen voor het nageslacht. Door deze afwisseling van algemene theoretische opmerkingen en biografische schetsen, terloops aangevuld met treffende anekdotes, is een warm en intelligent boek ontslaan. En dan is er nog die verzamelaar in Brooklyn, sweetest guy that ever lived, die is al sedert de jaren twintig bezig. Zeker een halve ton waard nu, die collectie. Allerlei zeldzaamheden. Het enige aan hem is: hij is doof.
Van Joseph Brodsky, die in 1987 de Nobelprijs voor literatuur kreeg, verscheen in de serie International Poets To Urania (Penguin, 170 p., f 25,15): gedichten uit de periode 1965-1985, waaronder het lange Gorbunov en Gorkachov, dat als zijn belangrijkste werk wordt beschouwd. In dezelfde serie verschenen ook Anna Akhmatova: Selected Poems (Penguin, 146 p., f 29,25) in vertaling van de Engelse dichter-romancier D.M. Thomas die er tevens een eerbiedige inleiding bij schreef, en Yehuda Amichai: Selected Poems (Penguin, 173 p., f 29,25), in het Engels van Chana Bloch en Rilke-vertaler Stephen Mitchell. Amichai is een heel groot dichter. Zelfs in vertaling nog zo intens dat wat hij schrijft op het moment dat je het leest, het belangrijkste op de wereld lijkt.
Akhmatova en Amichai komen ook voor in de bundel De dag dat je brief kwam (Rainbow, 243 p., f 10,-), waarvan de opbrengst ten goede komt aan Amnesty International. Het boek bestaat uit gedichten en korte teksten van een kleine honderd auteurs uit ruim veertig landen. De onderscheiden thema's (o.a ‘Gevangen’. ‘Verdwenen’, ‘Verdreven’) houden verband met het werkterrein van Amnesty. Dat is, zoals te verwachten viel, geen opwekkende thematiek, maar deze bundel biedt een selectie van hoog niveau, in vertalingen van de besten uit het vak.
NIEK MIEDEMA