Surreële effecten
De bundel Badhok van Huub Beurskens heeft wat mij betreft met Een ongenode gast gemeen dal ik er ongaarne over schrijf. Een paar van deze verhalen kende ik al uit tijdschriftpublikaties, en ze vielen me toen op als vermakelijk en intrigerend, met sun-eële effecten die er mochten zijn.
Nu ik ze zo bij elkaar zie, spring ik er evenwel geen gat voor in de lucht, en daar kan iets onrechtvaardigs aan kleven. Vele personages hebben iets aandoénlijks door de onbereikbaarheid van wat zij nastreven (een engel worden en vliegen, bijvoorbeeld), of door hun hulpeloosheid onder de overstelpende, het ego-aantastende dingen die hun overkomen (zoals het meisje dat door een zwijgende jongen, een naaktloper met een niet aflatende erectie, gevangen wordt gehouden). In een afzonderlijk verhaal weet Beurskens de aandacht gewiekst gevangen te houden, maar de bundeling doet zijn overtuigingskracht geen goed.
Gerrit Krol
BERT NIENHUIS
Elf maal hoogst onwerkelijke wendingen, gedaanteverwisselingen (man wordt stier, of kikker, of een tweetal rubberenballen), absurde verschuivingen - ik houd er het gevoel aan over dat hier, hoe superieur dan ook, een spel zonder noemenswaardige inzet wordt gespeeld. Ook Krol bedient zich natuurlijk van kunstgrepen, sommige zelfs zeer doorzichtig, maar wat er bij hem op het spel staat, is van niet gering belang. Bij BÏeurskens kan ik nergens ontdekken wat de noodzaak, de drijfveer, de vitale betekenis van dit alles is.
Ik ontwaar iets vrijblijvends, zoals je dat ook bij Belcampo hebt: men kan dit schrijven, men kan het ook achterwege laten. Met ander werk van Beurskens, die mij als auteur na alle ‘ja maars’ van de boekbespreking sympathiek is, heb ik dat gevoel nooit gehad, vandaar dat ik mijn indrukken wantrouw. Wie weet is in Badhok een gedachtengoed vervat waar ik geen zintuig voor heb. Aan de verhalen valt in ieder geval af te lezen dat ze met groot plezier en een opmerkelijke behendigheid zijn gemaakt, en dat geeft recht op krediet.
Deze bundel lijkt mij op het lijf geschreven van iedereen die zich graag laat verrassen door vindingrijk bedachte en in beeld gebrachte metamorfosen en irrealiteiten, van iedereen die gevoelig is voor onnadrukkelijke, meer gesuggereerde dan precies aanwijsbare symboliek en, als ik eerlijk ben, van iedereen die Nederlands leest en ontvankelijk is voor een soort humor die het aardse en erotische onnavolgbaar verbindt met datgene waarover men zou moeten zwijgen. Evenals Krol trekt Beurskens zich van deze fameuze regel niets aan, en dát is waarvan de literatuur het moet hebben: verbeeldingskracht.
■