Humeuren & temperamenten
Schuldgevoel
Gerrit Komrij
P. Hermanides
Hoe onchristelijk iemand ook is, het begrip schuld is hem niet vreemd. Het mag iemand nog zó tegen de borst stuiten, de gedachte alleen al dat hij - geboren met niet één zwarte aantekening op de lat omdat hij eenvoudigweg nog de kans niet kreeg te moorden, te bedriegen en te brandschatten - bij voorbaat verdoemd zou zijn en louter door boetedoening en het omhelzen van een Verlosser zijn lat weer schoon zou kunnen wassen, hij blijft met schuldgevoelens behept.
Dat begint al wanneer we, een hotelkamer betredend, niet weten hoe snel we de piccolo een fooitje moeten geven. We hielden, bij wijze van spreken, het benodigde bankbriefje al een uur daarvoor in de taxi die ons naar het hotel bracht in de hand gekneld. In de hotellift voelen we het daar branden. We drentelen zenuwachtig om de piccolo heen om hem te kunnen betrappen op het moment dat hij zijn handen leeg heeft.
Dat het geven van fooien geen beredeneerde beloning voor geleverde prestaties is, maar het afkopen van een schuldgevoel, zetelend in afgelegen regionen van ons geestelijk bestel, blijkt uit de irrationaliteit ervan: als het hotel erg luxueus is of de piccolo erg jong, verdubbelen we de fooi.
We denken niet, ach, in zo'n rijk hotel hebben ze toch alles al en een fooi meer of minder zullen ze niet missen, we vergeten dat het de praktijk van alledag is dat kinderen minder betaald krijgen dan volwassenen, en dat juist een ouwe piccolo het maar moet zien te rooien met al die onkosten voor alimentaties, pensioenen en begrafenisverzekeringen - nee, we voelen ons schuldig omdat het zo'n ukkepuk was die onze zware koffers heeft getild.
Het hoort tot de lichtere vormen van het schuldgevoel, toegegeven, maar zonder het religieuze zondebesef bestond het niet. Het geven van een aalmoes aan een bedelaar op de trappen van het kerkportaal, wanneer het laatste woord van de preek is verklonken, is de enige manier om onszelf wijs te maken dat onze gebeden tijdens de dienst zinvol waren. We hebben het koninkrijk niet verdiend, maar alle kleine beetjes helpen.
Schuld ontstaat wanneer een mens gelooft vast te zitten aan een rol die hij niet kan ontlopen. Aan predestinatie, uitverkorenheid, verdoemenis. In onze cultuur, ook als die zich niet expliciet christelijk voordoet, is hem voorgehouden dat nederigheid een groot goed is en dat we de zwakken zullen liefhebben. De luxe hotels en de piccolo's varen er wel bij.
De mens die gelooft in een vrije keus en die leeft in het volle besef dat hij zich nooit schuldig hoeft te voelen, gewoon omdat we allemaal mensen zijn, is een hypothetisch geval. Niet alleen omdat hij te zeer gedrenkt zou zijn in het religieuze grondsop, met alle rituelen en atavistische herinneringen aan rituelen van dien, maar vooral omdat het idee dat hij aan zijn rol zou kunnen ontsnappen, dat er eigenlijk helemaal niet zoiets bestaat als een rol waaraan hij door een of andere duistere voorbestemming vastzit, hem gek zou maken. Hij zou tot lethargie vervallen of, in het andere uiterste, een mitrailleur pakken om die op de eerste de beste leeg te schieten die hij tegenkwam.
De fooi is de redding van ons goddelozen.