Hoe ver mag iemand gaan met de jeugd te bederven?
I.F. Stone verdiepte zich in de zaak ‘Athene contra Socrates’
Het proces Socrates door I.F. Stone Vertaling Jabik Veenbaas Uitgever Anthos, 292 p., f 34,50
Johan Polak
Isidor Feinstein Stone, de moedige uitgever van Stone's Weekly, naderhand Bi-Weekly, zag zich, toen hij aan dé leeftijd van zeventig jaren voorbij was, genoodzaakt, om redenen van gezondheid, het redigeren en uitgeven van zijn blad te staken. Het daaropvolgende decennium bracht hij niet door in een zeer verdiend otium cum dignitate, maar hij verdiepte zich vol jeudig elan, na een betrekkelijk oppervlakkige kennismaking met deze taal in zijn jeugd, opnieuw in de Griekse taal- en letterkunde, een studie die aansloot bij zijn vroegere bezigheden: het journalistieke speurwerk en het wetenschappelijk onderzoek naar de gegevens die de Amerikaanse overheid, soms mondjesmaat, verstrekte over het buitenlandse beleid en de publikaties daaromtrent in de voornaamste Amerikaanse dag- en weekbladen. Het was de tijd van Korea. Vietnam, de studentenprotesten, het Midden-Oosten en de zich wijzigende relaties met de Sovjetunie en China, maar ook van senator Joe McCarthy, de ongebreidelde jacht op communisten en op mensen die verdacht werden van ‘onamerikaanse activiteiten’. Nooit putte I.F. Stone uit geheime bronnen of door lekken verkregen inlichtingen. Hij ontleende alles uit de berichten en de boeken, die voor elke Amerikaan en elke buitenlander dagelijks toegankelijk waren. Maar op grond van zijn interpretatie van de zo verkregen gegevens kwamen de feiten wel eens in een ander daglicht te staan... Geen wonder dat I.F. Stone zich omringd wist door enkele verwoede vijanden, maar ook door een grote en trouwe schare van bewonderaars. Dank zij zijn volstrekte integriteit en omvangrijke detailkennis verwierf hij ook internationaal veel gezag.
De betrekkingen van de mensen onderling en de verhouding van de enkele mens tot de gemeenschap hebben van oudsher vraagstukken opgeleverd die tot nadenken nopen. De hevig in politiek en in menselijke relaties geïnteresseerde Stone moest wel voor de tweede maal bij de oude Grieken in de leer gaan om zich beter te kunnen bezinnen op de beginselen van onze huidige maatschappelijke beschaving. De Grieken immers hebben aan de mensheid een groot aantal geschiedkundige, wijsgerige en politieke geschriften nagelaten, die nooit verouderd zijn, maar integendeel ook in onze tijd aanleiding kunnen vormen tot diepgaande discussie en intens debat: het recht op een vrije meningsuiting, de open of gesloten maatschappij, waarin elke burger al dan niet deel heeft aan het besturen van de polis (de stadsstaat), de absolute heerser, democratie tegenover oligarchie, zij stellen de mondige burger oog in oog met vraagstukken, waarover de mensheid ook nu nog niet is uitgedacht. Integendeel, juist in een van de verschrikkelijkste van alle eeuwen, de twintigste, zijn de vragen omtrent de juiste staatsvorm en de vrije en onvrije pers dwingend actueel.
In zijn boek Het proces Socrates, ingenieus vertaald, naar het mij voorkomt, door Jabik Veenbaas, stelt Stone zichzelf de vraag, met een origineel gebruik van alle bekende bronnen, om welke reden Athene, het eerste bolwerk van democratie, een non-conformistische wijsgeer voor het gerecht heeft gedaagd en ter dood gebracht, daarmee haar eigen principes geweld aandoende en een smet werpende op haar democratische blazoen. Stone laat zien dat de volgelingen van Sokrates Athene veel schade hebben berokkend: Alkibiades pleegde landverraad en veroorzaakte zo mede de nederlaag die Athene in de Peloponnesische oorlog tegen Sparta heeft geleden. Charikles, Charmides en Kritias maakten deel uit van de Dertig Tirannen, die zich van de macht meester maakten met steun van Sparta, toen de nederlaag van Athene onafwendbaar was gebleken. Een roofzuchtiger en wreder regime hadden de Atheners tevoren niet gekend. De enkele maanden later door toedoen van de grootmoedige Thrasyboulos weer herstelde democratie kenmerkte zich door een buitengewone lankmoedigheid tegenover de aanhang van de Dertig. Een algehele amnestie maakte elke vervolging van de vijanden van de democratie onmogelijk - bijgevolg ook van Sokrates - en liet ieder in het bezit van zijn, soms door bedreven onrecht verkregen, vermogen. Alleen al daarom moet de burger van nu de Atheners van toen zeer bewonderen. De wijsgeer Aristoteles, geen ooggetuige van de verschillende omwentelingen, aangezien hij pas in 384 voor, Christus in Stagira werd geboren, is ons hierin voorgegaan.
I.F. Stone
ANP
Sokrates heeft zich tijdens de omverwerping van de democratie in 411 evenals van die in 403 op een afstand gehouden. Hij heeft in 403 niet, zoals talloze aanhangers van de verjaagde democratie, de stad Athene verlaten, hij hield zich afzijdig. Waar Christus weende om Jeru zalem, stelde Sokrates zich ijskoud tegenover Athene op. Hij bleef met de Atheense jongelingschap, doorgaans een jeunesse dorée, zoeken naar definities, zoeken naar de waarheid, naar het wezen van kennis, maar bij de politiek achtte hij zich niet of nauwelijks betrokken, hoewel hij zich op het slagveld moedig heeft gedragen, en zich door de Dertig Tirannen niet liet meesleuren in de misdaad.
Socrates
Toen hij ten slotte in 399 op vage beschuldigingen werd aangeklaagd - hij zou de jeugd bedorven en zich niet gevoegd hebben naar de godsdienstige culten van de stad - was hij al tientallen jaren een publieke verschijning, bespot in de comedies, een enkele maal aangevallen op straat, maar over het geheel met rust gelaten. Athene kende geen openbaar ministerie, burgers zelf moesten een aanklacht formuleren en indienen. Een jury oordeelde eerst over het schuldig of niet-schuldig en daarna, in een volgende zitting, over de strafmaat, waarbij de beklaagde het recht had ook zijnerzijds een straf voor te stellen. Blijkens de verdedigingsrede van Sokrates, die door meer Atheners moet zijn weergegeven, maar in elk geval bewaard is gebleven in de vorm, die Xenophon en Plato in hun Apologiae Socratis er aan hebben gegeven, moet Sokrates de rechtbank tot het uiterste getergd hebben zowel door zijn verdediging als door het voorstel van zijn kant aangaande de strafmaat.