Pockets
Toen de jonge V.S. Pritchett in het voorjaar van 1927 een voettocht maakte door het westen van Spanje, was een toerist met een rugzak nog een fenomeen dat het beste uit de Spanjaard naar buiten bracht: ‘Niemand kan staren als de Spanjaard. Het is geen nerveuze, zijdelingse blik, maar een openlijk, tamelijk hooghartig aankijken van man tot man, gefixeerd, met grote ogen en oosters, alsof de starende in trance is gegaan. De Spanjaard staart met zijn gehele lichaam.’ Na de aanvankelijke verbijstering (alleen een dwaas gaat toch immers voor zijn genoegen honderden kilometers bepakt en bezakt door de meest onherbergzame streken wandelen) ontmoet de latere schrijver echter steevast spontane gastvrijheid. Marching Spain (Hogart, 224 p., f 25,10) is zijn verslag van deze vakantie. Oorspronkelijk gepubliceerd in 1928, zou het vermoedelijk niet opnieuw zijn uitgebracht indien Pritchett in latere jaren zijn sporen niet had verdiend als criticus en schrijver van korte verhalen. Marching Spain is dan ook het werk van iemand die zijn toon nog niet heeft gevonden. De jonge Pritchett lijkt nogal op zoek naar formuleringen die indruk zullen maken op het thuisfront en mist daardoor de ontwapenende onbevangenheid die bijvoorbeeld Laurie Lee kenmerkt in As I Walked Out One Midsummer Morning, een vergelijkbaar reisverslag. Pritchett is op zijn best waar hij niet wijsneuzerig tracht te generaliseren over de Spaanse ziel, of probeert treffende metaforen te vinden (opvallend vaak op het gebied van eten: hij verlangde kennelijk regelmatig naar een fatsoenlijk Engels ontbijt), maar personen schetst en dialogen weergeeft. Dan toont zich soms al het oog van de meester, zo niet de hand.
Satyajit Ray, de Indiase filmer, schrijft in zijn vrije tijd korte verhalen. Daarvan is nu voor het eerst een bundel in paperback in Europa verschenen. Èn het moet gezegd dat voor iemand die in zijn voorwoord beweert dat hij niet alleen tussen films door, maar zelfs tijdens perioden van opname schrijft, gewoon om zijn zinnen te verzetten, het niveau opmerkelijk is. Stories (Penguin, 190 p., f 20,85) bevat elf verhalen, droogjes verteld. Satyajit beperkt zich tot de ‘feiten’, dat wil zeggen de voor de voortgang van het verhaal noodzakelijke gebeurtenissen en de omschrijving van gezichtsuitdrukkingen en decors. Verdere informatie wordt nauwelijks verstrekt. Wat mensen denken of voelen blijkt vooral uit wat ze doen of in iedere geval tonen. Satyajit schrijft derhalve heel ‘zichtbaar’, wellicht niet verwonderlijk voor een filmer. Wat de verhalen evenwel een extra dimensie verleent is het element van fantasie. Dieren vertonen menselijk gedrag, mensen doen onvoorspelbare dingen, waarvan je je achteraf pas realiseert dat ze behoorlijk onwaarschijnlijk zijn. Het is het geheim van deze auteur dat hij de spanning voldoende aanwezig houdt om kritische vragen van de lezer even te omzeilen. Pas bij de tweede lezing ontdek je waar de wereld der waarschijnlijkheid verlaten werd. Alleen een hoogst achterdochtige of oernuchtere lezer zal zich niet laten verleiden.
The Evening Of The Holiday (Penguin, 138 p., f 20,85) van Shirley Hazzard is een herdruk van deze voortreffelijke roman, oorspronkelijk verschenen in 1966. Een uiterlijk onderkoelde Engels-Italiaanse vrouw op familiebezoek in Italië ontmoet een Italiaanse architect, veertiger, gescheiden levend van vrouw en kinderen. Hun toenadering geschiedt bijna tegen wil en dank, met alle voorzichtigheid en voorbehoud van mensen die er eigenlijk niet meer in geloven en die weten dat het hoogstens tijdelijk kan zijn. Een liefdesgeschiedenis voor volwassenen? Hazzard legt de nadruk op bedachtzaamheid. Telkens beschrijft zij wat er in de hoofden van de hoofdrolspelers omgaat, en dat is minstens van zoveel belang als wat er gebeurt. De twijfel en de verwondering over de eigen gevoelens worden subtiel onder woorden gebracht, zonder dat de auteur probeert aforismen te formuleren of anderszins tracht indruk te maken met wijsheden in een notedop. Het is alsof deze romanfiguren daar te intelligent voor zijn: ‘Je kunt absoluut geen behoefte hebben een straatfestival te zien. Je kunt het dom vinden, kinderachtig, zonde van de tijd. Niettemin wil je niet de enige persoon ter wereld zijn die het niet bijwoont.’ Kijkt menigeen niet zo naar de Olympische spelen? Of, elders: ‘Hoe absurd is het om te veronderstellen dat onze daden geheel worden gevormd door invloeden en de effecten van onze omstandigheden. Dat we onherroepelijk zijn afgesneden van onze eigen wil. Er komt een moment dat je één enkele zin moet uitspreken.’ Of dat er ook van komt, moet u zelf maar lezen.
Gustav Holst (Oxford University Press, 210 p., f 25,10) is een prachtige, heldere biografie van deze Engelse componist (1874-1934), geschreven door zijn dochter Imogen Holst, in 1937. In een korte inleiding maakt collega Vaughan Williams zich kwaad op mensen die menen dat de muziek van Holst ‘koud’ en ‘onmenselijk’ is: ‘Holst was een aanvoerder in de revolte tgen de wildgroei van overvloedig luxegevoel die de verwording van de Romantische periode kenmerkte.’ Holst op de bres voor eerlijkheid en eenvoud dus. En zo komt hij ook uit deze biografie naar voren. Typerend voor de man is dat hij in 1918 het aristrocratische ‘Von’ voor zijn achternaam liet verwijderen. Imogen put veel uit brieven aan familie en vrienden. Ze is discreet over haar vaders depressies, en nerveuze aandoeningen die hem een leven lang bleven bezoeken. Tegelijkertijd, maar waarom zou het een het ander uitsluiten, was hij een warme gezinsgenoot en toegewijde leraar, met een groot gevoel voor humor. Op zijn sterfbed wist hij bezoekers de stuipen op het lijf te jagen door zo uitbundig te lachen, bijvoorbeeld over het feit dat hij werd uitgenodigd om vier maanden te komen dirigeren in Honoloeloe, dat men vreesde voor nieuwe bloedingen. Een chronologie, een lijst van gepubliceerde composities, een bibliografie en een aantal overigens weinig zeggende foto's completeren het boek.
Ten slotte een goedkope Nederlandse vertaling: Shabono (Rainbow, 348 p., f 10,-) van de antropologe Florinda Donner. Een cultusboek uit de Castaneda-sfeer, over de geneeswijzen van de Iticoteri, bewoners van een onbekende uithoek in het grensgebied van Brazilië en Venezuela. Donner ging voor onderzoek, trok in bij een familie, sloot vriendschappen en eindigt met het schrijven van een bewonderend verslag. Haar identificatie gaat zo ver dat ze zich tijdens eigen koortsen vol vertrouwen op inheemse wijze laat behandelen. En raad eens wat: de kwade geesten verlaten haar. Shabono is een zeer interessant relaas, zij het te geromantiseerd om helemaal geloofwaardig te zijn.
NIEK MIEDEMA