Levensoptimisme
Een bundeltje mirre door Jan Michael Vertaling Eva Wolft Uitgever Contact, 93 p., f 19,90
Eric Gobbers
Jan Michael is van Engelse afkomst en werkt momenteel als literair agent te Amsterdam. Ze bracht haar prille jeugd door op de Seychellen en haar debuut heeft de vorm van een Land van Herkomst-achtige afwisseling tussen taferelen uit het leven van het kleine meisje Liz dat met haar ouders en haar broer William op een tropisch eiland woont en momenten uit Liz' leven in Amsterdam gecentreerd rond haar liefde voor Douglas.
Het boek is een variant op een bekend thema: hoe een leven slechts een betekenisvol geheel kan zijn wanneer alle etappes ervan in een organisch verband slaan met elkaar. Als men het nog wat verder wil voeren (waarmee men wel het risico loopt dat men een te zwaarwichtige terminologie gaat gebruiken waar dit eenvoudige werkje niet mee gediend is) kan men het zien als een poging tot het betekenis geven aan het profane bestaan in Amsterdam. Dat gebeurt door herinneringen op te roepen aan de sacrale kindertijd met zijn geheimzinnigheid en vage verwachtingen om zo de leefwereld der volwassenheid weer ‘weids en open’ te maken.
Jan Michael schrijft over de volwassen Liz die langzamerhand vervreemdt van haar eerste man en geen al te hoge pet op heeft van zijn negativistische vrienden van middelbare leeftijd: ‘Ze verlangde naar een toekomst waarin het verleden positief aanvaard was, in plaats van het als een aparte wereld van lang geleden opzij te duwen.’
Met Een bundeltje mirre probeert de schrijfster het leerproces van die vurig verlangde levensaanvaarding voor de lezer duidelijk te maken en tegelijk is de structurering ervan in een literaire autobiografie ook voor haar een manier om die ervaring vast te houden. De werkwijze is op het eerste gezicht eenvoudig. Afwisselend worden fragmentarische jeugdherinneringen en taferelen uit het leven van de volwassen Liz belicht, maar die methode is niet monotoon. De ene keer is het een confrontatie, de andere keer wordt net de verbondenheid van heden en verleden benadrukt. Het moet worden opgemerkt dat de beschrijvingen van de kinderjaren in een exotische cultuur veel sterker zijn dan de wat te anekdotische flitsen die zich afspelen tussen 1976 en 1986. Jan Michael probeert wel haar besef van verbondenheid met het eigen verleden (of liever de herinnering daaraan, de waarde ervan is volstrekt subjectief) in de beschijving van haar dagelijkse Amsterdamse leven te laten doorwerken, maar ze slaagt daar zelden in. Er zijn enkele interessante aanzetten zoals wanneer ze in haar kantoor zit te werken en ze de multiraciale Amsterdamse samenleving ziet voorbij wandelen. Maar de suggestie die daaruit zou moeten spreken, dat een soort van verkrampt provincialisme, beter bekend als racisme, haar vreemd is door de jeugdervaringen, komt er niet helemaal uit. De stukken over het leven op het eiland zijn daarentegen wel behoorlijk gelukt. Hoewel men de indruk heeft het allemaal wel eens eerder gelezen te hebben, slaagt Jan Michael er toch in de aandacht vast te houden en vooral, wat het belangrijkste is, een individuele toon te vinden. De indrukken en emoties waarover ze schrijft kunnen alleen door het meisje Lizzy gevoeld worden, niemand anders zou in haar plaats tot die bepaalde mengeling van afschuw en fascinatie in staat zijn, niemand heeft haar herinneringen behalve zij.
Een bundeltje mirre heeft wat mankementen en het is een boek dat men eerder sympathiek dan overweldigend vindt (maar dan niet dat sympathiek dat men gebruikt als men echt niets anders weet te verzinnen). Het is bovenal eerlijk en getuigend van een genuanceerd levensoptimisme dat zich uit in de moed om het wezen van één individu belangrijk te vinden.
■