Het vervreemdbare recht op promiscuïteit
Hoe het onderwerp aids in de literatuur is doorgedrongen
Wim Hottentot
Van 17 tot 22 oktober vindt in Rotterdam het ‘Satisfiction-festival of Lesbian and Gay Writing’ plaats (De Doelen, Rotterdamse Schouwburg, Theater Lantaren/Venster). Homoseksuele schrijvers en dichters uit heel Europa, onder wie Dominique Fernandez, Maureen Duffy, Michael Carson, zijn aanwezig om lezingen en workshops te houden, er zijn toneel- en filmvoorstellingen, forumdiscussies en openbare interviews. Het volledige programma-overzicht is te vinden in het oktober-nummer van Homologie. In deze Boekenbijlage, die gedeeltelijk in het teken van ‘Satisfiction’ staat, een interview met Alan Hollinghurst (bekend van The Swimming-Pool Library) en een bespreking door Gerda Meijerink van het boek Männerweiblichkeit van Gerhard Härle - een schrijver die ook in Rotterdam zal zijn. Wim Hottentot ging na hoe het onderwerp ‘aids’ zijn intrede in de literatuur heeft gedaan en schreef een essay over de veranderingen die in de recente homoliteratuur onder invloed hiervan zijn opgetreden.
De aids-lappendeken zoals die in Washington uitgespreid ligt
FOTO ANP
Op 1 juli 1988 behoorde in Nederland drieentachtig procent van de officieel gediagnostiseerde gevallen van aids tot één zogenaamde ‘risicogroep’: die van de mannelijke homoseksuelen. Aids is in Nederland (anders dan bijvoorbeeld in Afrika) een ziekte van volwassen mannen, vooral van mannen die wel eens (of: vaak) anaal seksueel contact met andere mannen hebben gehad. Die groep is niet dezelfde als de groep van alle homoseksuele mannen: er vallen ook mannen onder die zichzelf niet als homoseksueel (wensen of durven te) definiëren, terwijl homoseksuelen die nooit anaal contact hebben (gehad) erbuiten vallen. Die laatste groep is naar mijn indruk in Nederland traditioneel veel groter dan men denkt. Dat verklaart mede waarom de epidemie zich hier langzamer verbreidt dan bijvoorbeeld in Frankrijk en de Verenigde Staten, waar anale seks door de spraakmakende gay community in de jaren zeventig met een vrijwel mythisch waas is omgeven, als enig mogelijke optie voor de moderne homoseksueel.
De anale sex als mythe: het is een bijna onverdraaglijke ironie dat de Franse filosoof-romancier Guy Hocquenghem, die in zijn roman Ève (1987) het thema aids op uiterst boeiende wijze wist op te nemen, onlangs op tweeenveertigjarige leeftijd overleed aan aids. Onverdraaglijke ironie, omdat Hocquenghem in Le désir homosexuel (1972), in navolging van de Markies de Sade, een filosofische lofzang heeft gezongen op de anale seksualiteit. Ook sprak hij zich daar uit tegen disciplinering (dat wil zeggen verburgerlijking) van het (homo)erotische verlangen en dus vóór het frequent wisselende contact, dat een maximum aan ‘plaisir’ zou garanderen. Het blijkt niet altijd leuk, het plezier.
In de Verenigde Staten gold het recht op promiscuïteit als een van de voornaamste verworvenheden van de jaren zestig en zeventig. Heel wat van de literaire teksten waarin aids wordt ‘verwerkt’ blijkt te gaan over de losse sekscontacten in de homowereld.
Facing It (1984) van de Amerikaan Paul Reed is waarschijnlijk de eerste roman waarin aids, zij het nog wat primitief, wordt gethematiseerd: de hoofdpersoon en zijn omgeving proberen de implicaties van de zo nieuwe diagnose te begrijpen en te verwerken.
Lany Kramer behandelt de kwaal veel fundamenteler. In de roman Faggots (1978) was hij al kritisch over de promiscuïteit, maar hij maakt er in het toneelstuk The Normal Heart (1985) ongeveer het centrale conflict van. Kramer lijkt met zijn J'accuse vooral een subjectief betrokken publiek te hebben willen bereiken, namelijk de homo's zelf.
Het woord ‘aids’ komt in het stuk niet voor, iets wat voor heel wat van de hier te bespreken teksten opgaat. Blijkbaar proberen de schrijvers hun werk daardoor een meer algemene en minder tijdgebonden thematiek te geven: het oeroude paar Eros en Thanatos.
Held van The Normal Heart is de schrijver Ned Weeks, het alter ego van Kramer, zoals duidelijk wordt uit de nog te noemen studie van Randy Shilts. Ned richt, daartoe aangezet door de vrouwelijke arts dr. Emma Brookner, een organisatie op die voorlichting en hulp moet geven aan slachtoffers van de nieuwe ziekte. De organisatie moet ook politieke druk uitoefenen en proberen fondsen los te weken voor wetenschappelijk onderzoek. Er ontstaan grote conflicten over de manier waarop er dient te worden opgetreden. Ned is voor een soort shocktherapie waarbij onveilige seks met de meeste klem ontraden wordt: ‘I am sick of guys who can only think with their cocks.’
De overige bestuursleden menen dat zoiets binnen de homogemeenschap politiek volstrekt onhaalbaar is. Een van hen. Mickey Marcus, stelt retorisch de vraag of Ned wellicht a closet straight is. In de metro verwijt een oude vriend hem: ‘Je verklapt al onze geheimen, je schildert ons als zieken af, je vernietigt de homoseksualiteit.’ Het zijn argumenten die in medische discussies nooit een rol spelen, maar die psychologisch niet snel te ontkrachten zijn. In een van de bestuursdiscussies roept Ned uit: ‘De “gay leaders”, die de filosofie van de seksuele bevrijding hebben uitgevonden, zijn onze dood geworden. Mickey, waarom hebben jullie niet gevochten voor het recht om te trouwen, in plaats van voor de erkenning van het recht op promiscuïteit?’ Mickey reageert later op een manier die, althans voor mij, maar al te begrijpelijk is: ‘Ik heb vijftien jaar van mijn leven gevochten voor ons recht om vrij te zijn en de liefde te bedrijven wanneer en waar we maar wilden (...) En nu vertel jij me dat datgene waarvoor being gay al die jaren heeft gestaan, verkeerd is geweest (...) en dat ik een moordenaar ben. We werden zo onderdrukt! Weet je niet meer hoe het was? Kun je niet zien hoe belangrijk het voor ons is om openlijk te kunnen liefhebben, zonder te verbergen en zonder schuldgevoelens?’ Daar zijn ze weer: verbergen en schuldgevoel, de twee absolute hoofdthema's van de oudere homoliteratuur.
Uiteindelijk wordt Ned uit zijn eigen organisatie gegooid, omdat hij op een kolossale egotrip zou zijn en de seksualiteit weer smerig en verboden zou hebben gemaakt. In een soort apologie wijst Ned het verwijt af. Hij beroept zich op een serie Grote Homo's (Proust, Tsjaikovski, Plato, Lorca, Baldwin, Keynes enzovoort) die geen invisible men waren en verklaart: ‘Alleen als we erkenning eisen van een cultuur die niet louter seksueel is, kunnen we onszelf werkelijk respecteren. Het is er allemaal. We zijn er de hele geschiedenis geweest, maar we moeten het opeisen en vaststellen wie erbij hoorde.’ Een oproep tot culturele homostudies, die mij uit het hart is gegrepen (daarom ben ik zo blij met het Rotterdamse Satisfiction-festival), al word ik wel heel wee van het slot van The Normal Heart: dr. Emma Brookner trouwt Ned en zijn minnaar Felix enkele minuten voor die in het ziekenhuis sterft aan aids. Naar mijn smaak is het toneelstuk te Amerikaans, maar het conflict dat erin wordt uitgevochten gaat ergens over en is heel wezenlijk voor de beeldvorming van de mannelijke homoseksualiteit en voor het zelfbeeld van mannelijke homoseksuelen in de toekomst.