Opgewekte weerbaarheid
Nieuwe gedichten van Ellen Warmond
Vluchtstroken van de Taal door Ellen Warmond Uitgever Querido, 40 p., f 25,-
Maarten Doorman
Ellen Warmond begint haar nieuwe dichtbundel Vluchtstroken van de taal met het cursief, laag op de bladzij afgedrukte en daarom als motto op te vatten gedicht:
Probeer te winnen
trilt nog een schaduw van zingen
vaag maar sterker dan nacht
dus zing als het kan en zing
Deze toon van houd-de-moed-er-maar-in, die langzamerhand steeds meer in haar werk begint te klinken, is iets te hoog voor haar stem. Het zingen om te winnen wordt misschien wel getemperd door de nacht, zo men wil de naderende dood, en die oproep om hard te zingen (alsof er niets aan de hand is) heeft ook wel iets onheilspellends, maar als deze bundel niet van Warmond was geweest, had ik hem na lezing van het werkelijke motto van Tetsuo Nagaya (Wo nichts ist/da ist Alles unerschöpflich vorhanden) wellicht toch ongelezen laten liggen.
Dat was jammer geweest, want er staan enkele mooie gedichten in, bijvoorbeeld Jaarringen, een dwarsdoorsnede van de ouder wordende dichteres:
Bijna alle gedichten gaan over ouder worden, over het verliezen van het verleden, het doven van het innerlijk vuur en de in dit gedicht zo knap op afstand gehouden dood. Op zichzelf is die thematiek niet origineel, maar dat is het verwijt van de vermoeide lezer; het gaat er ten slotte om hoe zulke thema's verwoord worden.
Ellen Warmond
C. NOORDENBOS
Ondanks die laatste regels van Jaarringen is Ellen Warmonds blik vooral naar binnen gericht, op dat kleine ik in een onmetelijke ruimte en een voorbijsnellende tijd. Die belangstelling voor het eigen innerlijk en wat daar van overblijft doet vaak wel iets te innig aan. Dit uit zich in een soms wat overspannen beeldspraak (het innerlijk weer, eigen inwendige talen, binnenwerks verkeer, werk aan de innerlijke winkel) of clichés als ‘innerlijk verzet’ en ‘innerlijk vuur’.
De ontwikkeling in de poëzie van Ellen Warmond is wel eens treffend gekenschetst als een van kwetsbaarheid naar weerbaarheid. Die weerbaarhed treffen we ook in deze bundel aan. De dichteres probeert niet zozeer ergens uit te ontsnappen, maar eerder ergens naar toe: ‘hardnekkige voet op het gaspedaak/ontsnapt voor de zoveelste maal/naar de vluchtstroken van de taal.’
Vorig jaar kreeg Warmond de Anna Bijns Prijs voor Poëzie. Op de achterkant van de bundel wordt uit het juryrapport geciteerd, dat haar ‘stem het bestaan van het zelf (...) bevestigt (...) door de steeds complexer wordende ontwikkeling van het centrale thema van de overwinning op de onmacht.’ Ik vraag me af of deze wat ronkerig verkondigde complexiteit werkelijk is toegenomen. De sterke kant van Vluchtstroken van de taal lijkt me juist de eenvoud van het thema en de af en toe geraffineerde uitdrukking ervan. Die eenvoud en toegankelijkheid vereisen moed en vakmanschap; het is makkelijker - om met Gerrit Krol te spreken - een moeilijk gedicht te maken dan een makkelijk.
Bij Ellen Warmond gaat dit dan ook wel eens mis. Alleen de titels van een aantal verzen vertonen al een luchtigheid die helaas niet altijd bedriegt: Voor eigen parochie. Ssst, Finish, Saldo?, Vraagtekens. In zo'n rijtje kun je bijna Kop op! verwachten.
Maar als het ouder worden niet met net te hoog ingezette opgewektheid te lijf wordt gegaan, als Warmonds weerbaarheid niet te luid wordt, ontstaan overtuigende regels:
men vertwijfelt nog niet maar men weifelt
aan de grens van zichzelf en spreekt
nog het duidelijkst met het verleden.
■