Zielige veertigers
Moedeloze roman van Jean-Pierre Plooij
Het vogelhuis door Jean-Pierre Plooij Uitgever Meulenhoff, 152 p., f 32,50
Wim Vogel
Het aardigste zijn de laatste bladzijden. De drie grauwe hoofdpersonen gaan plotseling dood en Plooij heeft daar gelukkig niets aan toe te voegen. Opgelucht stel je vast dat het boek dus uit is en dat het zijn plaats kan innemen in die almaar groeiende rij Nederlandse romans waar niemand op zit te wachten.
Het Vogelhuis, de tweede roman van Jean-Pierre Plooij, telt honderdtweeënvijftig pagina's, geen enkele interessante gedachte, niet één sprankelende zin, geen greintje humor en een hoop nutteloze details en uitweidingen, clichématige zinswendingen, zwakke beelden en een irritante want verkeerd gekozen vertelsituatie.
Eric, Marcel en Lina: drie zielige veertigers, tien jaar geleden verbonden aan een experimentele theatergroep. Eric als dramaturg en regisseur, Marcel als acteur, Lina als kostuumnaaister. Door succes, ruzies en verschil van mening over repertoirekeuze valt de groep uiteen. Eric trekt zich terug uit de grote stad, verbreekt zijn verhouding met Lina, vestigt zich in een huisje in de duinen en verdient zijn brood als wetenschappelijk medewerker dramaturgie aan een universiteit. In zijn vrije tijd bezoekt hij flipperhallen, sauna's, steeds op zoek naar een flitsende jongenshand. Zijn vervreemding probeert hij af te reageren door een collage te componeren van geluiden die in ons lawaaierig bestaan overschreeuwd worden: de branding van de zee, de roep van een vogel, de wind in de bomen.
Marcel en Lina, broer en zus, wonen al twintig jaar samen in hun ouderlijk huis. Marcel sjoemelt wat, doet een reclamespotje, trekt een tijdlang aan pikken (subtieler wordt het ook in de roman niet beschreven) in een sekshuis en verschuilt zich thuis ‘het liefst achter Lina's bontjas. Die jas had moeder nog gedragen.’ Hij is en blijft een acteur, bang voor zijn eigen gevoelens, sentimenteel, karakterloos. En Lina verliest zich steeds meer in erotische dromerijen, valt haar huisarts lastig, ontvreemdt waardevolle voorwerpen uit haar werkhuizen en breit braaf babytruitjes.
Het vreugdeloze bestaan van deze bleke levens eindigt abrupt. De heren krijgen op dezelfde (!) dag een hersenbloeding en omdat Marcel op dat moment een auto bestuurt, verongelukt ook de breiende Lina. ‘Waarschijnlijk voelde ze nog een begin van pijn toen de breipennen haar borst binnendrongen.’ Hun kleine idealen zijn niet verwezenlijkt, hun dromen zijn dromen gebleven. Misschien dat die boodschap onderstreept wordt door de geschiedenis van Persoon, een mens met goddelijke eigenschappen. Temidden van een hem vijandige wereld bouwt ook hij zijn kleine illusie: een vogelhuisje, want vogels zijn voor hem gematerialiseerde dromen.
Waarom deze lieden beschreven moesten worden, is mij niet duidelijk. De uitgever noemt de roman in advertenties ‘een optimistisch boek’. Heb ik zeker iets anders gelezen. Eigenlijk zou ik ook nog moeten ingaan op die overbodige details, voorbeelden moeten geven van de zouteloze stijl en duidelijk moeten maken waarom een verteller niet over de hoofden van zijn personages (en dus van zijn lezers) heen moet praten... Ik heb daar weinig zin in. Zo lijkt het me wei voldoende.
■