Vrij Nederland. Boekenbijlage 1988
(1988)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 24]
| |
Brieven Aan Mick Jagger door Boudewijn Büch Uitgever De Arbeiderspers, 159 p., f 25,-Jaap BootsOp 8 augustus 1964 gaven The Rolling Stones hun eerste Nederlandse optreden in de Kurzaai te Scheveningen. Het zou een legendarische gebeurtenis worden. Al na een paar nummers ontruimde de politie het podium en vervolgens braken verontwaardigde fans de zaal af. De kranten spraken er de volgende dag schande van. Een van de aanwezige raddraaiertjes was de piepjonge Boudewijn Büch. En als we zijn jongste boek Brieven aan Mick Jagger mogen geloven, schreef hij nog diezelfde avond in zijn dagboek: ‘Vanavond heb ik Mick Jagger gezien. Ik houd van hem (maar ik ben niet homofiel) en moet minstens honderd gulden sparen; dan kan ik een platenspeler gaan kopen.’ Büch houdt nog altijd van Mick Jagger. Vorig jaar interviewde hij hem voor de televisie, in een ander televisieprogramma ‘pleebekte’ hij zijn held voor het goede doel, en nu heeft hij uit zijn fascinatie met Jagger ook nog een boek gesmeed, waarin hij uit de doeken doet wat hij met de zanger van The Rolling Stones heeft. ‘Door middel van mijn ongeschokte liefde voor uw muziek - en zeker ook voor uw persoon - die al een kwart eeuw duurt, heb ik proberen duidelijk te maken hoe een fan (zoals ik bijvoorbeeld) troost, inspiratie, passie en muzikaal genot aan zijn held kan ontlenen’, schrijft Büch in zijn ‘voorwoord’ (een brief aan Mick Jagger) en hij vervolgt: ‘Ik weet dat u niet erg dol bent op fictie (...) maar in dit boek zit niet zoveel fantasie. Zonder te overdrijven: ik heb mijn hart er in uitgezongen.’ Ondanks al die eerlijkheid heeft Büch er voor gekozen om Brieven aan Mick Jagger als ‘roman’ te betitelen, en enige voorzichtigheid is dan ook geboden, hoewel de hoofdpersoon (‘ik’) wel bijzonder veel weg heeft van de Boudewijn Büch zoals wij die kennen. Voor de hoofdpersoon uit Brieven aan Mick Jagger is Mick Jagger de kapstok waaraan hij grote delen van zijn leven kan ophangen. Sinds het Stones-concert in de Kurzaai is hij zo in de ban van Jagger dat hij hem regelmatig lange en openhartige brieven schrijft. Ontelbare herinneringen zijn voor hem onlosmakelijk verbonden met de muziek van The Rolling Stones en de figuur van Mick Jagger. Herinneringen aan zijn eerste seksuele gevoelens en ervaringen, aan zijn jeugd in een bekrompen provincieplaatsje, aan de problemen met zijn moeder, aan voorbije relaties, aan drugs- en drankgebruik en - het belangrijkste - herinneringen aan de dood, met name de dood van een jeugdvriendje. Dit jeugdvriendje, Guido genaamd, is een jongen van Indonesische afkomst, die naast de hoofdpersoon in de klas zit en lekker ruikt. Ze hebben ‘vriendschap gesloten’ en brengen vele uren door op het kamertje van Guido, die een platenspeler en enkele plaatjes van - juist ja - The Rolling Stones bezit. Na enige tijd wordt de vriendschap echter verstoord door tussenkomst van de zus van Guido, die de hoofdpersoon uithoort over zijn gevoelens ten aanzien van Mick Jagger en Guido. ‘“Van die Jagger kan mij niks schelen, maar mijn broer is van mij. Ze hebben mijn papa al gek gemaakt, ik zal er voor zorgen dat je mijn broer niet ook gek maakt. Hij is hartstikke gevoelig en jij hebt een grote invloed op hem. Homofilie is een verschrikkelijke ziekte waar je gek van kunt worden.”’ De vriendschap met Guido loopt door dit gesprek ten einde en de hoofdpersoon besluit binnen een week een meisje te versieren. Dat lukt hem; op de tonen van - godbetert - Yesterday van de Beatles steekt hij zijn tong in de mond van ene Anette. Guido voelt zich verraden, en het eerste deel van de roman eindigt met de droge constatering: ‘Zes weken later werd hij met een touw om zijn nek op de zolder van een bollenschuur gevonden.’ | |
VrijpartijDe zelfmoord van Guido lijkt moeilijk te verklaren, omdat niets in het verhaal er tot dan toe op wijst dat er tussen de twee jongens sprake was van meer dan alleen maar ‘vriendschap’ - tenminste, zo herinnert de hoofdpersooon | |
[pagina 25]
| |
zich het. Maar jaren later, bij het sorteren van oude brieven, ontdekt hij een nooit verstuurde brief aan Mick Jagger, waardoor een witte vlek in zijn geheugen ineens opgevuld wordt.
Mick Jagger
HELMUT NEWTON/SYGMA (ABC) ‘Beste Mick. Ik weet niet aan wie ik dit moet schrijven en daarom schrijf ik het maar aan jou. Gistermiddag bij Guido - ik heb je over hem al eens geschreven - is er iets gebeurd dat ik niet wilde. In mijn eerdere brief over Guido heb ik je verteld dat er tussen ons niets bijzonders was, maar na gisteren... Ik schaam mij zo. Als ze er achter komen, worden we van school gestuurd, dat is zeker. Ik vond het eng, maar niet eens vies of smerig. (...) Ik wil heel eerlijk tegen je zijn: toen Guido en ik 't deden, luisterden we naar I just wanna make love to you.’ Deze brief, plus een later bij een oude vriend gevonden verhaal van Guido uit een schoolkrant brengt de ‘weggestopte’ herinnering aan een vrijpartij met Guido weer tot leven. Dan volgt ook het besef van schuld, omdat de hoofdpersoon weet dat de zelfmoord een gevolg is van het feit dat hij een belofte gebroken heeft (de belofte om nooit met een meisje te gaan). Alles komt samen tegen het einde van het boek. De ‘ik’ ziet in zijn dromen Mick Jagger en Guido in elkaars armen liggen en ontmoet eindelijk zijn held in levenden lijve als hij hem moet interviewen voor een televisieprogramma. ‘Love in Vain - denk ik en ga vragen stellen.’ Dit wat magere plot vormt slechts de ruggegraat van Brieven aan Mick Jagger, want er staan nog veel meer verhaaltjes in deze roman. Steeds maakt Büch sprongetjes in tijd en ruimte, en rijgt herinnering aan herinnering. Omdat alle herinneringen met Mick Jagger verbonden zijn, kunnen verschillende periodes uit het leven van de hoofdpersoon moeiteloos in elkaar overlopen. Een goed procédé, en wat compositie betreft is Brieven aan Mick Jagger dan ook een redelijk geslaagd boek - al hadden er van mij wel meer brieven aan Jagger in mogen staan. Waar ik enige moeite mee had bij het lezen van deze roman, en dat is iets waar ik bij Büch wel vaker moeite mee heb (zoals bij zijn ‘rode burleske’, Links!) is dat er eigenlijk zo weinig substantieels in verteld wordt. Er wordt vooral heel veel herinnerd, op een manier alsof iemand die je niet kent je zwijgend oude foto's laat zien van mensen die je ook niet kent, terwijl hij met porren in je zij aangeeft dat je dit toch echt heel belangrijk moet vinden. Het omsmeden van (dat neem ik tenminste maar aan) persoonlijke herinneringen tot een goede roman is geen eenvoudige klus, dat blijkt maar weer. Natuurlijk kent de roman zijn goede momenten, zoals de scène waarin junkie-vriend Edje het loodje legt op de tonen van Sister Morphine, de wat aangedikte beschrijving van een Stones-concert rond 1970 en de scherpe observatie van de paniekerige toestanden die de verslaving van de hoofdpersoon zo nu en dan met zich meebrengt. Het sterkste punt van het boek is zonder meer het feit dat Büch erin slaagt over te brengen wat het betekent om een echte fan van een popster te zijn. Alle belangrijke momenten van je leven worden begeleid door songs van je held, en het terughoren van die nummers betekent dan ook meteen dat je je herinnert waar je het nummer voor het eerst hoorde of draaide, en wie er bij was (of niet!) en hoe je je toen voelde. De belangrijkste waarde van veel popmuziek is een ‘nostalgische’ waarde, en Büch heeft dat in ieder geval heel goed begrepen. Daarnaast is Brieven aan Mick Jagger voor alle Büch-fans natuurlijk verplichte aanschaf, omdat het hen weer wat meer inzicht geeft in het ‘Universum van Büch’, waar de dichter-schrijver-journalist nu al zoveel jaren aan bouwt, en waarin sterren als Bilderdijk, Goethe, Spinoza. Mick Jagger, een klein blond jongetje en Büch zelf moeiteloos naast elkaar rondcirkelen over bibliotheken, begraafplaatsen, eilanden, en provincieplaatsjes als Leiden en Wassenaar. Voor de constructie van dat persoonlijke universum en de manier waarop Büch er steeds weer in slaagt andere mensen voor zijn eigen fascinaties in te nemen verdient hij onderhand wel eens een compliment, en dat kan hij van mij krijgen, ook al ben ik dan geen die-hard-fan. ■ |
|